AGA Mededingingswet en prijsafspraken

AGA

LINK; BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 9 februari 2000

BESLUIT

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

I. MELDING EN PROCEDURE

1. Op 3 november 2000 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Air Products and Chemicals Inc. via haar dochtervennootschap Air Products Holdings B.V., voornemens is zeggenschap te verkrijgen in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over de activiteiten van AGA Transfer B.V. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 217 van 8 november 2000. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht. Ambtshalve zijn vragen gesteld aan verschillende marktpartijen.

2. Op 16 november 2000 is partijen verzocht om aanvulling van de melding krachtens artikel 35, tweede lid, van de Mededingingswet, omdat de bij de melding verstrekte gegevens onvoldoende waren voor de beoordeling ervan. Zo ontbraken recente cijfers over door partijen in de melding aangemerkte te beïnvloeden markten en de omzet van partijen op deze markten. Daarnaast was ten aanzien van de heliummarkt nauwelijks informatie overgelegd in de melding. Op grond van artikel 38 van de Mededingingswet schortte dit verzoek de in de artikelen 34 en 37, eerste en derde lid, van de Mededingingswet genoemde termijn van vier weken op. Op 28 november 2000 hebben partijen per telefax gedeeltelijk antwoorden op de gestelde vragen verstrekt. Op 29 november 2000 is partijen telefonisch en op 1 december schriftelijk meegedeeld dat de op 28 november ontvangen aanvulling niet volledig was, aangezien op een aantal vragen geen antwoord was verstrekt. Derhalve bleef de genoemde termijn opgeschort. Op 1 december 2000 hebben partijen de nog ontbrekende antwoorden verstrekt. Op 5 december 2000 is de ontvangst van de aanvulling aan partijen bevestigd en aan partijen medegedeeld dat de genoemde termijn 15 dagen opgeschort is geweest.

3. Na de ontvangst van recente cijfers omtrent de omzet en afzet van partijen en concurrenten bestond er aanleiding informatie te vragen omtrent de marktstructuur. Deze gegevens zijn noodzakelijk om te kunnen beoordelen of er redenen zijn om aan te nemen dat ten gevolge van de onderhavige concentratie een individuele dan wel een collectieve economische machtspositie op een relevante markt kan ontstaan of worden versterkt. Op 7 december 2000 is partijen derhalve opnieuw verzocht om aanvulling van de melding krachtens artikel 35, tweede lid, van de Mededingingswet. Partijen is gevraagd gegevens te verschaffen omtrent de marktstructuur, de prijsontwikkelingen in de afgelopen jaren, de verkoop- en distributiestructuur en een beschrijving van de tussen gasproducenten onderling bestaande overeenkomsten. Op grond van artikel 38 van de Mededingingswet schortte dit verzoek wederom de in de artikelen 34 en 37, eerste en derde lid, van de Mededingingswet genoemde termijn van vier weken op. Op vrijdag 15 december 2000 hebben partijen per telefax gedeeltelijk antwoorden op de gestelde vragen verstrekt. Op 18 december 2000 is partijen telefonisch meegedeeld dat de op 15 december 2000 ontvangen aanvulling niet volledig was, aangezien op een aantal vragen geen antwoorden waren verstrekt. Derhalve bleef de genoemde termijn opgeschort. Op 19 december heeft een bespreking met partijen plaatsgevonden waarbij ook ingegaan is op de ontbrekende gegevens. Op 21 december is partijen schriftelijk meegedeeld welke gegevens nog ontbraken. Op 2 januari 2001 hebben partijen de nog ontbrekende antwoorden verstrekt. Op 5 januari 2001 is de ontvangst van de aanvulling aan partijen bevestigd en partijen medegedeeld dat de genoemde termijn 26 dagen opgeschort is geweest. In totaal is de genoemde termijn van vier weken 41 dagen opgeschort geweest.

II. PARTIJEN

4. Air Products Holdings B.V. (hierna: Air Products) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Zij is (indirect) de dochtervennootschap van Air Products and Chemicals Inc. (hierna: Air Products Groep). Air Products heeft vier dochterondernemingen die in Nederland actief zijn op het gebied van de productie en verkoop van industriële gassen en de exploitatie van een waterstof- en koolmonoxidefabriek. Voorts treedt één van haar dochtervennootschappen op als agent op het gebied van de verkoop van chemicaliën. De Air Products Groep is in Nederland verder actief via haar dochter Air Products Rozenburg Inc. op het gebied van de exploitatie van luchtscheidingsinstallaties en via haar 50% dochter Europoort Utility Partners V.O.F. op het gebied van de levering van elektriciteit, water en samengeperste lucht.

5. AGA Transfer B.V. (hierna: AGA Transfer) is een besloten vennootschap in oprichting naar Nederlands recht. Naar AGA Transfer zullen enkele activiteiten van AGA Gas B.V. (hierna: AGA Gas) worden afgesplitst. AGA Gas en AGA Transfer hebben als enig aandeelhouder AGA Invest B.V. (hierna: AGA Invest). AGA Invest is een dochtervennootschap van AGA AB, een Zweedse onderneming die actief is op het gebied van de productie en verkoop van industriële gassen. In AGA Transfer worden activiteiten op het gebied van de productie en verkoop van cilindergassen en in beperkte mate de productie en verkoop van bulkgassen en gasbenodigdheden ondergebracht.

III. DE GEMELDE OPERATIE

6. De gemelde operatie is een overdracht van alle aandelen in AGA Transfer door AGA Invest aan Air Products. Voordien zal een deel van de activiteiten van AGA Gas als beschreven onder punt 5 worden afgesplitst naar AGA Transfer. Het gaat hier om circa [75-100]* depots, een cilindervulstation gelegen in Amsterdam, een groot aantal contracten met klanten en alle overige goederen (waaronder intellectueel eigendomsrecht) noodzakelijk voor het opereren van AGA Transfer. Partijen hebben hiertoe de ‘share purchase agreement relating to all issued shares in the share capital of AGA Transfer B.V. between AGA Invest B.V. as Seller and Air Products Holdings B.V. as Purchaser, Prodair Corporation and Linde AG (as Guarantors)’ d.d. 29 september 2000 (hierna: de koopovereenkomst) overgelegd, waaruit hun voornemen hiertoe blijkt.

7. De reden tot het verkopen van een deel van de activiteiten van AGA Gas is gelegen in één van de voorwaarden die door de Europese Commissie aan de goedkeuring van de overname van AGA AB door Linde Aktiengesellschaft (hierna: Linde) is verbonden.[1] Afgesproken is in dit kader dat (een deel van) de cilindergasactiviteiten van AGA Gas in Nederland zal worden verkocht.

IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT

8. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 6, omschreven transactie leidt er toe dat Air Products uitsluitende zeggenschap verkrijgt over AGA Transfer.

9. Betrokken ondernemingen zijn Air Products en AGA Transfer.

10. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.

V. BEOORDELING

A. Relevante markten

Relevante productmarkten

Partijen

11. Partijen hebben aangegeven dat de activiteiten van Air Products en AGA Transfer horizontaal overlappen op het gebied van de productie en distributie van de industriële cilindergassen en vloeibare bulkgassen in Nederland. Het betreft de cilindergassen zuurstof, stikstof, argon(mengsels), acetyleen, helium en koolzuurgas (CO2) en voorts de vloeibare bulkgassen zuurstof, stikstof, argon en koolzuurgas (CO2). Desgevraagd hebben partijen aangegeven dat er sprake is van een verticale relatie op het gebied van helium, aangezien Air Products als groothandelaar leverancier is van helium en AGA Transfer afnemer van helium van groothandelaren is.

Beoordeling

Productie en distributie van industriële gassen

12. Industriële gassen worden wel ingedeeld in atmosferische of luchtgassen enerzijds en niet-atmosferische of niet-luchtgassen anderzijds. Atmosferische gassen zijn stikstof (circa 78% van de lucht), zuurstof (circa 21% van de lucht) en argon (circa 0,9% van de lucht). De productie van atmosferische gassen is hoofdzakelijk gebaseerd op cryogene luchtscheidingstechnologie in een meerfasenproces waarbij gebruik wordt gemaakt van een luchtscheidingsinstallatie. De lucht wordt bij zeer lage temperaturen vloeibaar gemaakt waarna de lucht wordt gescheiden in haar elementen. Deze elementen worden op verschillende niveaus in destilleerkolommen gescheiden.

13. Niet-atmosferische gassen zijn onder andere CO2, acetyleen en helium. CO2 wordt hoofdzakelijk geproduceerd uit natuurlijke bronnen of door de verbranding van koolwaterstof. Daarom kopen gasproducenten vaak CO2 van chemische en petrochemische ondernemingen. Acetyleen is een koolwaterstofgas dat in de regel wordt geproduceerd ten gevolge van de reactie van calcium carbid met water of wordt geëxtraheerd uit chemische bronnen. Helium wordt geëxtraheerd uit heliumrijk aardgas.

14. Vanaf de luchtscheidingsinstallaties waarover Air Products/AGA, Linde Hoekloos en Air Liquide in Nederland beschikken, wordt het (vloeibare) bulkgas direct in (cryogeen) tankauto’s vervoerd en afgeleverd bij de afnemers. Het (vloeibare) bulkgas wordt daar opgeslagen in tanks.

15. Voor de productie van cilindergassen worden (vloeibare) bulkgassen naar een zogenaamd vulstation vervoerd waar het gas in cilinders wordt gedaan. Alle partijen die in Nederland actief zijn op dit gebied, beschikken over één of meerdere vulstations in Nederland. Cilindergassen worden vanaf een vulstation vaak direct aan de eindgebruiker geleverd dan wel naar agenten/depothouders gebracht die de gassen vervolgens aan de klanten leveren. Ook is het mogelijk dat de eindgebruikers zelf de cilindergassen bij de depothouders ophalen. Bij kleinere klanten vervullen de depothouders vaak een logistieke functie omdat depothouders vaak kleinere vervoermiddelen hebben en zich dichter in de buurt van een klant bevinden waardoor de klant flexibeler en efficiënter kan worden bevoorraad, aldus ook partijen. De depothouders krijgen hiervoor een vergoeding. De verkoop aan de grotere klanten zelf wordt echter in de regel door de gasonderneming zelf ter hand genomen. Op de rol van agenten en depothouders wordt verder in de punten 91 tot en met 93 en 107 tot en met 112 ingegaan.

Horizontale overlap

16. Industriële gassen zijn alle gassen die worden gebruikt in de industrie, de gezondheidszorg en aanverwante toepassingen. Uit uitvoerig onderzoek van de Europese Commissie is gebleken dat processen die zijn gebaseerd op het gebruik van industriële gassen in het algemeen niet-uitwisselbaar zijn met processen die niet zijn gebaseerd op het gebruik van industriële gassen zoals mechanische of chemische processen.
Hoewel er voorbeelden bestaan waaruit blijkt dat er wel een uitwisselbaarheid mogelijk is, is er in dergelijke gevallen geconstateerd dat er sprake is van een toename van benodigde energie voor de processen van de afnemer alsmede van een kwaliteitsverslechtering. Daardoor vindt een dusdanige procesverslechtering plaats dat niet meer van een uitwisselbaarheid gesproken kan worden. In bepaalde gevallen is het bovendien noodzakelijk in geval van het niet gebruiken van industriële gassen maar het gebruiken van andere processen om over te schakelen op een nieuw systeem waaraan aanzienlijke investeringen verbonden zijn. In dat geval kan ook daarom niet gesproken worden van een substituut.

17. Industriële gassen dienen te worden onderscheiden van medische gassen en speciale gassen omdat de eisen die aan de zuiverheid van medische en speciale gassen worden gesteld duidelijk verschillen van de eisen met betrekking tot industriële gassen.

18. Partijen stellen dat, behalve naar de afzonderlijke deelmarkten voor gassen, naar de markt voor de productie van industriële gassen als geheel dient te worden gekeken. Hierbij verwijzen partijen naar een beschikking van de Europese Commissie in de zaak IV/M.926 – Messer Griesheim/Hydrogas[2].

19. De individuele gassen zuurstof, stikstof, argon, CO2, acetyleen en helium, zijn niet onderling uitwisselbaar wegens de verschillende chemische en fysische eigenschappen van elk van de gassen. Industriële gassen worden gelet op hun chemische en fysische eigenschappen in het productieproces gebruikt om een bepaald resultaat te krijgen voor een toepassing. Omdat de behoeften van de afnemers per toepassing sterk van elkaar verschillen, kan niet van een algemene uitwisselbaarheid van de gassen worden uitgegaan. Hoewel soms voor een bepaalde toepassing meer dan één gas de voor het gebruik benodigde eigenschappen heeft, is in de regel in dergelijke gevallen één gas bij de bepaalde toepassing van de klant het technisch superieure. Dat leidt tot de conclusie dat er voor de gebruikers geen uitwisselbaarheid bestaat en dat derhalve de individuele gassen tot afzonderlijke productmarkten behoren.

20. Er zijn drie soorten leveringswijzen te onderscheiden: (i) tonnage, (ii) vloeibare bulkgassen en (iii) cilindergassen. Bij tonnage gaat het om grote hoeveelheden industriële gassen die via installaties op het terrein van de afnemer of via pijplijnen bij de afnemer worden geleverd. Bij vloeibare bulkgassen worden de gassen geleverd in vloeibare bulkvorm (op lage temperaturen) door speciaal hiervoor gebouwde geïsoleerde weg- of railtankers. In geval van cilindergassen worden de gassen geleverd in geperste vorm in hoge drukcilinders. De drie distributiekanalen voor de drie leveringswijzen zijn verschillend. De bij de klanten aanwezige installaties en materialen onderscheiden zich per leveringsvorm en de prijzen voor de individuele gassen wijken per distributiekanaal en daarmee verbonden leveringsvorm aanzienlijk van elkaar af. Aangezien de activiteiten van partijen op het gebied van tonnage niet overlappen, zal deze leveringswijze verder onbesproken blijven. Gelet op de bovenstaande argumenten zal in de onderhavige zaak worden uitgegaan van aparte productmarkten per distributievorm voor de individuele industriële gassen.

21. Uit eigen onderzoek van de directeur-generaal (hierna: d-g) NMa is gebleken dat concurrenten en afnemers van partijen de hierboven beschreven afbakening van de productmarkt onderschrijven. Ook eerder in de zaken 569 en 645/Messer Nederland B.V.[3] is op vergelijkbare wijze de markt afgebakend. De Europese Commissie heeft in haar recente beschikkingen op het gebied van industriële gassen deze markten onderscheiden.[4]

22. Partijen hebben aangegeven dat zij naast gasvormige helium in cilinders tevens vloeibare helium in dewars distribueren. Dewars zijn mobiele vaten, aanzienlijk groter dan cilinders en kleiner dan de voor de opslag van bulkgassen gebruikte tanks. Dewars staan bij klanten opgesteld en worden gevuld door middel van tankwagens. Partijen stellen dat dewars tot dezelfde relevante markt als helium in bulk behoren, aangezien dewars via tankauto’s worden gevuld en vanwege het feit dat het in beide gevallen om vloeibare gassen gaat. Gezien de relatief beperkte omzetten van AGA Transfer op het gebied van levering via dewars, zal hier verder niet op in worden gegaan.[5]

Conclusie

23. Op grond van het bovenstaande wordt in het onderhavige besluit uitgegaan van aparte markten voor (a) (vloeibare) bulkgassen zuurstof, (b) (vloeibare) bulkgassen stikstof, (c) (vloeibare) bulkgassen argon, (d) (vloeibare) bulkgassen CO2, (e) cilindergassen zuurstof, (f) cilindergassen stikstof, (g) cilindergassen argon en argonmengsels, (h) cilindergassen CO2, (i) cilindergassen acetyleen en (j) cilindergassen helium.

Verticale relatie: helium

24. In tegenstelling tot bijvoorbeeld atmosferische gassen (luchtgassen) die worden geproduceerd in luchtscheidingsinstallaties en worden gewonnen uit de lucht, zoals stikstof, zuurstof en argon, kan helium slechts op een beperkt aantal plaatsen ter wereld worden gewonnen. De bronnen bevinden zich in Algerije, Polen, Rusland en de Verenigde Staten en bestaan uit aardgas waaruit helium ter plekke geëxtraheerd wordt. Een beperkt aantal partijen exploiteert deze heliumbronnen en levert helium aan andere Europese wederverkopers waaronder andere gasondernemingen. Hoewel AGA Transfer haar helium thans van BOC vanuit Duitsland betrekt, is er sprake van een potentiële verticale relatie tussen Air Products en AGA Transfer. Air Products is één van de ondernemingen die helium produceert en distribueert en AGA Transfer is één van de ondernemingen die zelf geen helium produceert maar helium van een heliumproducent afneemt en wederverkoopt.

Relevante geografische markten

(Vloeibare) bulkgassen

Standpunt partijen

25. Partijen stellen dat de omvang van de relevante geografische markt wordt bepaald door de eigenschappen van de verschillende gassen en de leveringswijze ervan. Hierbij verwijzen partijen naar de beschikking van de Europese Commissie in zaak COMP/M.1641 – Linde/AGA[6], waar wordt gesteld dat het economisch niet rendabel is om bulkgassen te leveren buiten een straal van 200 kilometer van een productiefaciliteit. Partijen nemen aan dat de markten voor (vloeibare) bulkgassen in beginsel nationaal zijn, onder verwijzing naar de beschikking van de Europese Commissie inzake Messer Griesheim/Hydrogas[7].

26. Partijen stellen echter ook dat de vloeibare bulkgassen argon, helium en waterstof economisch over een veel grotere afstand kunnen worden vervoerd dan zuurstof, stikstof en CO2 omdat het duurdere producten zijn, waardoor de transportkosten een relatief kleiner percentage van de verkoopprijs uitmaken. Tevens stellen partijen dat de transportkosten van zuurstof, stikstof en CO2 hoger zijn doordat deze gassen onder zeer lage temperaturen (cryogeen) vervoerd moeten worden. Partijen stellen dat (vloeibare) bulk zuurstof, stikstof en CO2 in het algemeen economisch worden getransporteerd over een afstand tot 200 kilometer.

27. De daadwerkelijke export van zuurstof, CO2 en stikstof van partijen laat het volgende beeld zien. Voor AGA Transfer geldt dat zij alleen exporteert naar België waar zij respectievelijk [0-10]% van haar omzet met de export van (vloeibare) bulkgas zuurstof realiseert en [0-10]% van haar omzet met (vloeibare) bulk CO2. Voor Air Products geldt dat zij [20-40]% van haar (vloeibare) bulkgas zuurstof in België en Duitsland afzet. Voor Air Products geldt dat er geen significante exporten plaatsvinden voor (vloeibare) bulk stikstof; AGA Transfer exporteert dit in het geheel niet.

28. Ten aanzien van de geografische markt voor (vloeibare) bulk argon stellen partijen dat de geografische markt tenminste Nederland, België, Luxemburg en de verkoopgebieden Düsseldorf, Köln en Mainz in Duitsland omvat. De export van (vloeibare) bulk argon van partijen is als volgt. Voor AGA Transfer vertegenwoordigt deze een waarde van [10-20]% van haar omzet en vindt deze export alleen naar België plaats. Air Products exporteert meer dan [60-70]% van haar afzet (vloeibare) bulkgas argon. Dit wordt met name naar het Verenigd Koninkrijk geëxporteerd, waar volgens partijen een ondercapaciteit zou zijn voor de productie van (vloeibare) argon.

Standpunt marktpartijen

29. Alle afnemers, op één na, hebben aangegeven dat zij op dit moment niet of nauwelijks (vloeibare) bulkgassen uit het buitenland betrekken. Hierbij geven zij aan dat transportkosten, levertijd en wet- en regelgeving belemmeringen kunnen zijn om vanuit Nederland bulkgassen in het buitenland te kopen, ook als de prijs voor (vloeibare) bulkgassen 5-10% zou stijgen.

30. Concurrenten van partijen bevestigen dat transportkosten en verschillen in wet- en regelgeving belemmeringen kunnen zijn om vanuit Nederland (vloeibare) bulkgassen in het buitenland te verkopen. Zij geven aan dit niet of nauwelijks te doen.

Beoordeling

31. Aangezien concurrenten aangeven nauwelijks bulkgassen te exporteren, partijen stellen dat het bedrijfseconomisch niet rendabel is zuurstof, stikstof en CO2 over een grotere afstand dan circa 200 kilometer te vervoeren en partijen aangeven dat de prijzen in Nederland duidelijk lager zouden zijn dan in de omringende landen, wordt in het onderhavige geval uitgegaan van een Nederlandse markt voor (vloeibare) bulkgassen, evenals de Europese Commissie dit deed in de zaak Messer Griesheim – Hydrogas[8] en recentelijk in de zaak Linde – AGA[9].

32. Gelet op de duidelijk grotere straal waarin (vloeibare) bulk argon economisch kan worden geleverd wegens het relatief geringere aandeel van de transportkosten in de prijs en de omvang van de daadwerkelijke export van argon zou de geografische markt voor (vloeibare) bulkgas argon groter dan Nederland kunnen zijn en zoals partijen stellen ten minste Nederland, België, Luxemburg en een deel van Duitsland kunnen omvatten. Concurrenten en afnemers gaan echter van een nationale markt voor (vloeibare) bulkgassen uit en maken hierop geen uitzondering ten aanzien van argon. Export door concurrenten en import door afnemers voor wat betreft argon zou – zo blijkt uit het onderzoek van de d-g NMa – nauwelijks plaatsvinden. In het onderhavige geval zal dit bij de onderhavige beoordeling in het midden gelaten worden en zal dit bij een eventuele vergunningaanvraag bij de beoordeling daarvan worden onderzocht.

Conclusie

33. Voor (vloeibare) bulkgassen zuurstof, stikstof en CO2 wordt in de onderhavige zaak uitgegaan van Nederlandse markten. Voor (vloeibare) bulkgas argon wordt bij de onderhavige beoordeling in het midden gelaten of de markt nationaal dan wel ruimer dan nationaal is en zal dit bij een eventuele vergunningaanvraag bij de beoordeling daarvan worden onderzocht.

Cilindergassen

Partijen

34. Partijen stellen dat bij cilindergassen uit moet worden gegaan van een straal van circa 60 kilometer waarbinnen renderend kan worden geleverd. Grotere leveranciers hebben in de regel echter zoveel vulstations, dat de beleveringsgebieden of catchment areas op elkaar aansluiten zodat zij het grondgebied van Nederland omspannen, aldus partijen.

Beoordeling

35. Uit eigen onderzoek van de d-g NMa onder concurrenten en afnemers is gebleken dat grensoverschrijdende leveringen nauwelijks plaatsvinden en dat concurrentie op nationaal niveau plaatsvindt. Hierbij geven marktpartijen aan dat naast transportkosten, levertijd en wet- en regelgeving, ook technische ondersteuning en verschillen in cilinderaansluitingen belemmeringen kunnen zijn om vanuit Nederland cilindergassen in het buitenland te kopen. Tevens geven concurrenten aan dat de prijzen voor cilindergassen in Nederland lager liggen dan in de omringende landen. Eén concurrent kan deze geografische markt niet onderschrijven voor wat betreft helium.

36. De markt voor helium cilindergassen is wellicht ruimer dan Nederland.[10] Omdat helium een veel duurder product is, kan dit waarschijnlijk economisch over een veel grotere afstand worden vervoerd. Dit wordt door een concurrent bevestigd. In het onderhavige geval kan in het midden blijven of de markt nationaal is of ruimer dan nationaal, aangezien dit de materiële beoordeling niet beïnvloedt (zie ook punt 94 en 96).

Conclusie

37. Gezien de bovenstaande argumenten, zal in de onderhavige zaak worden uitgegaan van een nationale markt voor de cilindergassen zuurstof, stikstof, argon en argonmengsels, CO2 en acetyleen. Voor cilindergassen helium kan in het midden worden gelaten of de geografische markt nationaal is of ruimer dan nationaal.

Verticale relatie: helium

38. De heliumbronnen bevinden zich in de Verenigde Staten, Polen, Algerije en Rusland. Europa wordt hoofdzakelijk vanuit de bronnen die in de buurt van of in Europa zijn gelegen van helium voorzien. Helium voor de Europese markt wordt onder andere geleverd door Air Liquide en Air Products vanuit Algerije, door BOC vanuit Polen en door Messer Griesheim. In Nederland wordt bijvoorbeeld helium (al dan niet via wederverkopers) aangeboden door Air Products, Air Liquide, BOC, Messer Griesheim en Praxair. Eerder heeft de Europese Commissie[11] in het midden gelaten of de geografische markt voor de productie en wederverkoop op groothandels niveau (wholesale-niveau) van helium Europees of wereldwijd is. In het onderhavige geval wordt dit eveneens in het midden gelaten.

B. Gevolgen van de concentratie

39. De activiteiten van partijen overlappen op de nationale markten voor (a) (vloeibare)bulk- gassen zuurstof, (b) (vloeibare) bulkgassen stikstof, (c) (vloeibare) bulkgassen argon, (d) (vloeibare) bulkgassen CO2, (e) cilindergassen zuurstof, (f) cilindergassen stikstof, (g) cilindergassen argon en argonmengsels, (h) cilindergassen CO2, (i) cilindergassen acetyleen en (j) cilindergassen helium. Aangezien de geografische marktafbakening van de productmarkten (c) (vloeibare) bulkgassen argon en (j) cilindergassen helium in het midden is gelaten, zullen de gevolgen van de concentratie op deze markten ook bekeken worden indien wordt uitgegaan van ruimere dan nationale markten.

40. De gevolgen van de concentratie voor de bovenstaande gassen zullen achtereenvolgens worden besproken. Ten eerste zal een algemene beschrijving van de marktstructuur worden gegeven. Vervolgens zullen de markten voor de verschillende (vloeibare) bulkgassen worden besproken, gevolgd door een bespreking van de markten voor de verschillende cilindergassen. In de onderhavige zaak zal zowel bij de beoordeling van de markten voor (vloeibare) bulkgassen als bij de cilindergassen niet alleen gekeken worden of er door de voorgenomen transactie een individuele machtspositie ontstaat of wordt versterkt, maar zal tevens gekeken worden of er sprake is van het ontstaan of versterken van een collectieve economische machtspositie. Tenslotte zal de verticale relatie op het gebied van helium aan de orde komen.

Marktstructuur

De spelers op de Nederlandse markt

41. Op de Nederlandse markt is een aantal grote producenten van industriële gassen actief, te weten N.V. W.A. Hoek’s Machine- en Zuurstoffabriek die door Linde wordt gecontroleerd net als het gedeelte van AGA Gas dat niet wordt overgenomen door Air Products (hierna tezamen te noemen: Linde Hoekloos), Air Products dat thans voornemens is een deel van AGA Gas, te weten AGA Transfer, over te nemen (hierna te noemen: Air Products/AGA) en Air Liquide B.V.[12] (hierna te noemen: Air Liquide). Daarnaast zijn de volgende partijen met een kleiner marktaandeel in Nederland actief: Messer Nederland B.V.[13] (hierna te noemen:Messer), Praxair N.V.[14] (hierna te noemen: Praxair), en Nederlandse Technische Gasmaatschappij (hierna te noemen: NTG)[15] en Westfalen Gassen Nederland B.V.[16] (hierna te noemen: Westfalen Gas). Voorts is Hydrogas Holland B.V.[17] in Nederland actief, maar vrijwel uitsluitend op het gebied van CO2 (deze laatste twee zijn in het huidige onderzoek niet meegenomen[18]).

Samenwerkingsovereenkomsten tussen gasproducenten

Swapovereenkomsten

42. Swapovereenkomsten houden in dat gasproducenten onderling afspreken dat twee gasproducenten voor elkaar een bepaalde hoeveelheid gas produceren en met elkaar ruilen. Normaliter worden gelijke volumes van hetzelfde product in twee verschillende regio’s uitgewisseld of verschillende producten (in een gelijk volume/waarde) in dezelfde of verschillende regio’s. Contractspartijen bij een dergelijke overeenkomst zijn, aldus partijen, niet op de hoogte van de prijzen en de locaties waar die klanten worden bediend.
Volgens partijen worden dergelijke overeenkomsten gesloten om klanten zekerheid van bevoorrading te bieden. Daarnaast bieden deze overeenkomsten leveranciers de mogelijkheid om te leveren aan klanten in regio’s waar zij een tekort aan productiecapaciteit hebben en leveren zo gasondernemingen efficiency voordelen op.

43. Voor de Nederlandse markt geldt dat Air Products een overeenkomst heeft gesloten met [ ]. Air Products levert [ ] voor [ ] m3 per dag [ ] in [ ] en [ ] levert Air Products hetzelfde vanaf de productiefaciliteit in [ ]. Met [ ] wordt een overeenkomst gesloten voor een hoeveelheid van [ ]m3 per week [ ] vanuit de fabriek in [ ] van Air Products en vanuit de fabriek in [ ] van [ ]. Met [ ] is een swapovereenkomst voor [ ] m3 per dag [ ] vanuit [ ] en vanuit [ ].

44. Voorts zou nog een swapovereenkomst bestaan tussen AGA Gas en [ ] inzake de levering van [ ]. Het betreft [ ] ton per jaar, hetgeen zou corresponderen met [ ]% van de totale volumeomzet van AGA Gas in [ ].

45. Omdat een swapovereenkomst naar haar aard berust op het wederzijds produceren van gas door gasproducenten voor elkaar, kunnen alleen partijen hieraan deelnemen die over een productiefaciliteit beschikken waar enige overcapaciteit is die voor het produceren van gas voor derden ingezet kan worden. Het bezitten van een productiefaciliteit van een zekere omvang is dan ook vereist. Zo geeft Air Products aan bereid te zijn met elke mogelijke partij te onderhandelen over swapovereenkomsten en indien nodig een swapovereenkomst te sluiten, wanneer met een dergelijke overeenkomst wederzijds voordelen te behalen zijn. Ook geeft zij aan dat zonder het bezitten van een luchtscheidingsinstallatie een swapovereenkomst niet gesloten kan worden.

46. Onderzocht moet worden of swapovereenkomsten een concurrentiebevorderend of concurrentiebeperkend effect hebben. Enerzijds kan gezegd worden dat swapovereenkomsten zorgen dat er spelers tot een markt toetreden die anders wegens het ontbreken van productiefaciliteiten ter plekke, niet zouden kunnen toetreden. Anderzijds zijn de potentiële toetreders, producenten die reeds een ander gas produceren of als producent van (hetzelfde) gas actief zijn op een naastgelegen geografische markt omdat partijen voor het sluiten van swapovereenkomsten over productiefaciliteiten moeten beschikken wat weer een statisch effect tot gevolg kan hebben. Ook zou het effect van het onderling niet betalen van marktconforme vergoedingen bij een onderzoek in een eventuele vergunningsfase een punt van aandacht kunnen zijn.

Overeenkomst tussen Air Products en AGA Gas

47. AGA Gas en Air Products hebben in [ ] een [ ]-jarige samenwerkings- en leveringsovereenkomst met elkaar gesloten die betrekking heeft op de productie en langjarige levering aan AGA Gas van [ ]. Als tegenprestatie [ ] van een nieuw door Air Products te realiseren luchtscheidingsinstallatie te [ ], verkreeg AGA Gas een langjarig recht om een deel van de capaciteit te benutten. De levering van de [ ] vindt plaats door middel van tankwagens. AGA Gas heeft recht op levering van de volgende hoeveelheden: [ ]m3 [ ] per dag en [ ] m3 [ ] per dag. Deze overeenkomst is geen onderdeel van AGA Transfer en blijft bij Linde Hoekloos. Wanneer de afzetcijfers van Linde Hoekloos voor [ ] (zowel cilindergassen als (vloeibare) bulkgassen) worden vergeleken met de hoeveelheden [ ] waar Linde Hoekloos recht op heeft op basis van deze overeenkomst, dan blijkt dit laatste het [ ] deel van de afzet van cilindergassen en (vloeibare)bulkgassen [ ] omvat en de afzet van [ ] [ ] overtreft. Voorts wordt door Air Products alle [ en ] ingekocht bij AGA Gas.

48. Op deze wijze zijn de twee grootste spelers in Nederland voor de levering van [ en ] in [ ] mate afhankelijk van elkaar en worden de gassen die ze aan hun klanten verkopen en die zij aan hun concurrerende gasproducenten verkopen met behulp van dezelfde productiemiddelen geproduceerd. Het zou kunnen zijn dat de productiekosten die partijen wederzijds op deze wijze maken vergaand uniform zijn, waardoor het homogene karakter van het product wordt versterkt. Voorts worden ook hier de gassen tussen concurrenten onderling niet tegen marktconforme vergoedingen geleverd.

(Vloeibare) Bulkgassen

49. De (vloeibare) bulkgasmarkten, genoemd in punt 39, zijn in 1999 als volgt verdeeld:[19]

Tabel I (Vloeibare) bulkgassen zuurstof in 1999 in Nederland

Vloeibare bulk zuurstof Marktaandeel Gezamenlijk Marktaandeel Gezamenlijk
mbt afzet marktaandeel mbt omzet marktaandeel
Air Products [20-30]% [30-40]% [20-30]% [20-30]%
AGA Transfer [0-10]% [0-10]%
AGA (deel niet verkocht) 10-20% 20-30% 10-20% 30-40%
Linde (Hoekloos) 10-20% 10-20%
Air Liquide 20-30% 20-30%
Messer 0-10% 0-10%
Praxair 0-10% 0-10%
Indugas 0% 0%
NTG 0-10% 0-10%
Totaal 100% 100%

Tabel II (Vloeibare) bulkgassen stikstof in 1999 in Nederland

Vloeibare bulk stikstof Marktaandeel Gezamenlijk Marktaandeel Gezamenlijk
mbt afzet marktaandeel mbt omzet Marktaandeel
Air Products [10-20]% [10-20]% [10-20]% [10-20]%
AGA Transfer [0-10]% [0-10]%
AGA (deel niet verkocht) 20-30% 50-60% 20-30% 50-60%
Linde (Hoekloos) 20-30% 30-40%
Air Liquide 10-20% 10-20%
Messer 0-10% 0-10%
Praxair 0-10% 0-10%
Indugas 0% 0%
NTG 0-10% 0-10%
Totaal 100% 100%

Tabel III (Vloeibare) bulkgassen argon in 1999 in Nederland

Vloeibare bulk argon Marktaandeel Gezamenlijk Marktaandeel Gezamenlijk
mbt afzet marktaandeel Mbt omzet marktaandeel
Air Products [20-30]% [30-40]% [10-20]% [20-30]%
AGA Transfer [10-20]% [10-20]%
AGA (deel niet verkocht) 10-20% 30-40% 20-30% 30-40%
Linde (Hoekloos) 10-20% 10-20%
Air Liquide 20-30% 20-30%
Messer 0-10% 0-10%
Praxair 10-20% 0-10%
Indugas 0% 0%
NTG 0% 0%
Totaal 100% 100%

50. Partijen stellen dat gezien het feit dat slechts een zeer klein deel van de bulkactiviteiten van AGA Gas aan Air Products wordt overgedragen en gezien de marktaandelen van Air Liquide, er van kan worden uitgegaan dat na de concentratie de nieuwe onderneming niet in staat zal zijn zich onafhankelijk van de concurrentie te gedragen.

51. Desgevraagd zijn er marktpartijen die hebben aangegeven dat kleinere spelers geen vergelijkbaar portfolio aanbieden en de concurrentie derhalve niet kunnen aangaan (zie ook de punten 69 tot en met 73). Een andere speler stelt dat niet alleen de positie van Air Products zal worden verstevigd, maar ook juist die van Linde Hoekloos als marktleider in Nederland. Tevens spreekt een marktpartij de vrees uit dat indien zowel Air Products/AGA als Linde Hoekloos hun productiecapaciteit niet verder zouden uitbreiden, de inkoop van bulkgassen door kleine spelers moeilijker of zelfs onmogelijk zou worden.

52. Ten aanzien van (vloeibare) bulkgassen CO2 hebben partijen gemotiveerd aangegeven dat hun gezamenlijke marktaandeel op de Nederlandse markt voor (vloeibare) bulkgassen CO2 in 1999 niet meer bedroeg dan [0-10]%. Er is geen reden aan de opgave van partijen te twijfelen. Gelet op het bijzonder geringe marktaandeel van partijen op dit gebied, zal op de markt voor (vloeibare) bulkgassen CO2 in het navolgende niet afzonderlijk worden ingegaan.

53. Op de Nederlandse markt voor (vloeibare) bulkgassen stikstof zijn Linde Hoekloos en Air Liquide als andere grote spelers actief met respectievelijk 50-60% en 10-20%. Gezien het gezamenlijke marktaandeel van circa [10-20]% dat partijen na de concentratie zouden verkrijgen en aangezien er op de Nederlandse markt voor (vloeibare) bulkgas stikstof een andere speler met een marktaandeel van 50-60% actief is, is er geen reden om aan te nemen dat voor (vloeibare) bulkgas stikstof als gevolg van de onderhavige concentratie een individuele machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

Individuele machtspositie

54. Indien gekeken wordt op welke markt(en) ten gevolge van de onderhavige concentratie een individuele machtspositie kan ontstaan of worden versterkt, kan op grond van de bovenstaande marktaandelen het volgende worden gezegd. Op de Nederlandse markt voor (vloeibare)bulkgassen zuurstof en (vloeibare) bulkgassen argon bedroeg het gezamenlijke marktaandeel van partijen op beide markten [30-40]% indien uitgegaan wordt van de afgezette hoeveelheden en [20-30]%, respectievelijk [20-30]% indien de omzet als uitgangspunt voor de berekening van het marktaandeel wordt genomen. Op de Nederlandse markt voor (vloeibare) bulkgassen zuurstof zijn Air Liquide en Linde Hoekloos en Praxair als andere grote spelers actief met marktaandelen van respectievelijk 20-30%, 30-40% en 0-10%. Op een Nederlandse markt voor (vloeibare) bulkgassen argon zijn Linde Hoekloos, Air Liquide en Praxair als andere grote spelers actief met marktaandelen van respectievelijk 30-40%, 20-30% en 0-10%.

55. Indien wordt uitgegaan van een ruimere dan nationale markt voor (vloeibare) bulkgassen argon[20], zal het marktaandeel dat AGA Transfer toevoegt aan het marktaandeel van Air Products sterk afnemen, aangezien AGA Transfer enkel actief is in Nederland. Partijen hebben, uitgaande van een geografische markt voor (vloeibare) bulkgassen argon, die Nederland, België, Luxemburg en de verkoopgebieden Düsseldorf, Köln en Mainz omvat, hun gezamenlijk marktaandeel geschat op maximaal [10-20]%[21], tegenover een schatting van het marktaandeel van Messer op [40-50]% en het marktaandeel van Linde Hoekloos op [20-30]%. De geografische reikwijdte van de markt voor (vloeibare) bulk argon zal echter in een tweede fase nog verder moeten worden onderzocht.

Ontwikkeling van de markt

56. De markt voor de levering van industriële gassen wordt volgens opgave van partijen gedurende de laatste 5-10 jaar gekenmerkt door krimpende afzetten en dalende prijzen – met uitzondering van de (deel)markt voor levering van cilinders via depothouders (zie hiervoor de punten 103 en 104). Oorzaken hiervan zijn onder andere de verplaatsing van bepaalde industrieën, zoals de scheepsbouw, naar Oost-Europa en Azië. Verder leidt ook de openbare aanbesteding door grote afnemers tot een sterke neerwaartse druk op de prijzen. Gegevens van partijen geven het volgende beeld: gemeten naar volume is de verkoop door AGA Transfer van (vloeibare) bulkgassen zuurstof in 5 jaar gedaald met [20-30]%, terwijl de verkoop van argon nagenoeg onveranderd bleef. Voor Air Products waren deze percentages +[20-30] en +[70-80]. Deze cijfers duiden niet op een eenduidige groei of inkrimping van de markt(en).

57. Uit gegevens die zijn overgelegd door partijen kan worden afgeleid dat bij hun eigen luchtscheidingsinstallaties enige overcapaciteit bestaat. De gemiddelde bezettingsgraad van Air Products bij de luchtscheidingsinstallaties die relevant zijn voor de Nederlandse markt(en) varieerde in 2000 van [ tot ]%.[22] Indien dit ook bij de belangrijkste concurrenten het geval zou zijn, zou dit, mede gezien het belang van de vaste kosten bij de productie van industriële gassen, een omstandigheid zijn die kan leiden tot een aanzienlijke mate van concurrentiedruk op het gebied van de productie en levering van tonnage, bulk en cilindergassen.

Prijsontwikkeling (vloeibare) bulkgassen

58. Vanwege de vergelijkbare marktstructuur en distributiemethode is het van belang om de prijsontwikkeling van de verschillende bulkgassen niet alleen individueel maar ook in onderlinge samenhang te bezien. Cijfers die overgelegd zijn door partijen wijzen erop dat de gemiddelde prijs van bulkgas argon (per 1000 m3, niet gecorrigeerd voor inflatie) voor de grootste afnemers van AGA Transfer (met een totale omzet bij AGA Transfer van meer dan NLG 50.000) over de periode 1995-1999 is gedaald met in totaal [10-20]%. Voor zuurstof was het stijgingspercentage +[10-20]% voor de afnemers met een omzet groter dan NLG 100.000 en –[0-10]% voor afnemers met een omzet van NLG 50.000-100.000. Voor kleinere afnemers varieerden de gemiddelde prijsstijgingen van [30-40]% voor argon tot [0-40]% voor zuurstof.[23] Ofschoon de bulkprijzen niet alleen bij kleine maar ook (in mindere mate) bij de grootste afnemers zijn gestegen, kunnen kleine klanten minder tegenwicht bieden aan partijen. Er lijkt slechts een bepaalde klantengroep over beperkte countervailing power te beschikken (zie het punt hieronder).

Countervailing power

59. Partijen geven aan dat de prijzen voor (vloeibare) bulkgassen in Nederland lager zijn dan in de omringende landen, omdat in Nederland een klein aantal grote klanten is gevestigd dat de gemiddelde prijs omlaag brengt. Hierbij speelt onder andere een rol dat de openbare aanbesteding van leveringsopdrachten afnemers in de gelegenheid stelt scherpe prijzen te bedingen. Partijen hebben over de laatste vijf jaar de gemiddelde prijs per gas en leveringswijze overgelegd (zie ook het punt hierboven). Hierbij zijn de klanten van AGA Gas in categorieën opgedeeld naar grootte van de waarde die zij vertegenwoordigen. Uit de overgelegde gegevens blijkt dat veelal voor de grootste klanten de gemiddelde prijzen zijn gedaald in de afgelopen vijf jaar. Voor de klanten van kleinere omvang is deze gemiddelde prijs juist vaker gestegen.

60. Vastgesteld kan worden dat een beperkte groep grote klanten beschikt over countervailing power. Bij kleinere klanten lijkt dit echter te ontbreken.

Distributie van (vloeibare) bulkgassen

61. Voor de verkoop van (vloeibare) bulkgassen maken partijen en hun concurrenten geen gebruik van derden zoals bijvoorbeeld agenten of depothouders. Partijen leveren, net als hun concurrenten, de (vloeibare) bulkgassen rechtstreeks bij de afnemers af. Voor distributie van (vloeibare) bulkgassen is het beschikken over een fijnmazig distributienetwerk dan ook niet van belang, dit in tegenstelling tot distributie van cilindergassen (zie de punten 107 tot en met 112).

Toetreding, concurrentiedruk uit het buitenland en uitbreiding van capaciteit

62. Partijen geven aan dat de kosten om de Nederlandse markt voor (vloeibare) bulkgassen te betreden aanzienlijk hoger zijn dan de kosten om de Nederlandse markt voor cilindergassen te betreden (zie de punten 113 tot en met 116). Om te kunnen toetreden heeft een marktpartij hetzij een luchtscheidingsinstallatie nodig, hetzij een contractueel recht voor levering van vloeibare bulkgassen vanuit een luchtscheidingsinstallatie van een andere gasproducent. Partijen schatten dat toetreding tot de markt voor vloeibare bulkgassen met circa NLG 75 tot 100 miljoen aan investeringskosten gepaard gaat.

63. Volgens partijen zijn ook voor uitbreiding van de bestaande productiecapaciteit voor (vloeibare) bulkgassen aanzienlijke investeringen noodzakelijk. Partijen stellen verder dat enkele productiefaciliteiten in de omringende landen kunnen worden gebruikt voor uitbreiding van de capaciteit in Nederland.

64. Ook de Europese Commissie heeft, in de eerder genoemde zaak Linde – AGA, vastgesteld dat de investeringen die moeten worden gedaan voor het toetreden tot een nieuwe (geografische) markt aanzienlijk zijn.[24] Verder is behalve een grote investering ook een aanzienlijke financiële kracht vereist om eventuele aanloopverliezen te kunnen dragen.

65. Uit hetzelfde onderzoek van de Europese Commissie is eveneens gebleken dat de waarschijnlijkheid en haalbaarheid van toetreding tot een nieuwe geografische markt afhangt van met name de omvang en concentratiegraad van de markt. Het (strategische en commerciële) belang van een grote markt en de mogelijkheden om schaalvoordelen te behalen, kunnen toetreding en de hiertoe vereiste, omvangrijke, investeringen in grote landen, zoals bijvoorbeeld Italië en Frankrijk, waarschijnlijker maken dan in kleinere landen, zoals Zweden. Aangezien Nederland, met een totale omzet in industriële (cilinder en bulk) gassen van circa NLG 300-400 mln., vergelijkbaar met Zweden, ook tot de kleinere markten behoort, zou analoog kunnen worden aangenomen dat toetreding door nieuwe partijen onwaarschijnlijk is. Hier kan overigens aan worden toegevoegd dat in Nederland, qua oppervlakte een relatief klein land met een hoge bevolkingsdichtheid en in de directe nabijheid van andere nationale markten, de voorwaarden om (een deel van) de Nederlandse markt te betreden vanuit de grensgebieden gunstiger zijn dan in grotere, meer afgelegen landen met een lagere bevolkingsdichtheid.

66. Concurrenten bevestigen dat uitbreiding van luchtscheidingsinstallaties grote investeringen vergt, waarbij een concurrent het investeringsbedrag schat op tientallen miljoenen guldens. Voor wat betreft (vloeibare) bulkgassen geven concurrenten aan dat door uitbreiding van luchtscheidingsinstallaties de afgelopen vijf jaar bij diverse gasproducenten sprake is van overcapaciteit en het benutten van de huidige overcapaciteit geen substantiële investeringen vergt. Uit gegevens die Air Products heeft overgelegd blijkt dat ook partijen, met bezettingsgraden van hun eigen luchtscheidingsinstallaties in Rotterdam, Gent (België) en Hattingen (Duitsland) van respectievelijk [%, % en %], thans over enige overcapaciteit beschikken.

Daadwerkelijke toetreding

67. Partijen geven aan dat in de afgelopen vijf jaar geen andere concurrenten tot de markten zijn toegetreden. In de afgelopen tien jaar is Westfalen Gas tot de Nederlandse markten voor vloeibare bulkgassen (en voor cilindergassen, zie ook punt 115) toegetreden. Partijen schatten het marktaandeel van Westfalen Gas in 1999 op circa 5%.

68. Air Products geeft aan dat zij sinds 1998 heeft geïnvesteerd in de uitbreiding van de productiecapaciteit van één fabriek voor vloeibare bulkgassen. AGA Transfer heeft in de afgelopen vijf jaar geen capaciteit afgestoten, uitgebouwd of verworven.

Portfolio-effecten

69. In Nederland bieden Air Products, AGA Transfer, Linde Hoekloos, Messer, Westfalen en NTG een brede portfolio, aldus marktpartijen. Indugas en Praxair worden ook wel als aanbieder van een brede portfolio genoemd, hoewel Indugas slechts cilindergassen levert en Praxair vrijwel alleen (vloeibare) bulkgassen. NTG beperkt zich volgens marktpartijen tot luchtgassen, lachgas en acetyleen. Westfalen beperkt zich tot het metaalsegment en Norsk Hydro en Rijntechniek beperken zich tot koolzuur.

70. Partijen geven aan dat voor vrijwel alle klanten geldt dat zij meerdere soorten gas afnemen. Dit geldt zowel voor de cilinder- als voor de bulkmarkten. Vaak zijn er bij industriële processen meerdere soorten gassen nodig. Een gering aantal van de klanten van partijen neemt zowel cilindergassen als (vloeibare) bulkgassen af. Voorts geven partijen aan dat diversiteit van het aanbod van gassen in verschillende leveringswijzen van belang is. Ondernemingen die een te weinig divers assortiment hebben, kunnen een deel van de markt niet bedienen omdat ze niet kunnen voldoen aan de vraag van de klant.

71. Concurrenten zijn niet eenduidig over het belang van het aanbieden van een brede portfolio. Er wordt gezegd dat het van belang zou zijn aangezien afnemers naar vermindering van het aantal leveranciers zouden streven. Voorts zou het de kosten van klanten drukken als zij alles van één leverancier betrekken. Verder zou het bieden van een brede portfolio het mogelijk maken alle multinationale ondernemingen uit alle marktsectoren te bedienen. Dit zou op haar beurt weer tot schaalgrootte en de daaraan verbonden kostenvoordelen leiden. Anderzijds wordt dit gerelativeerd door een concurrent die zegt dat het aanbieden van een brede portfolio een strategische keuze is en natuurlijk ook gekozen kan worden om slechts een beperkt marktsegment te bedienen zodat het bieden van een brede portfolio niet nodig is. Een marktpartij vreest dat het ‘volumedomein’ in Nederland in handen van slechts twee spelers terecht zal komen en deze hierdoor de toepassing van de ‘commerciële hefboomwerking’ bij het winnen van klanten zullen kunnen uitbreiden van tonnage en bulk naar bulk en cilindergassen.

72. Voorts kunnen ook door het geven van gecombineerde aanbiedingen waartoe andere marktpartijen niet in staat zijn omdat zij het volledige portfolio niet bieden, (kleinere) concurrenten niet meer in staat zijn te offreren. Gecombineerde aanbiedingen kunnen zowel bestaan uit combinaties van verschillende leveringswijzen (bijvoorbeeld bulkgassen en cilindergassen argon) als verschillende gassen (cilindergassen stikstof en cilindergassen zuurstof). Voorts is het ook mogelijk kortingen te geven over deze combinatieaanbiedingen.

73. Bovenstaande argumenten kunnen enerzijds er op wijzen dat het beschikken van partijen over een brede portfolio toetredingsdrempels opwerpt, maar anderzijds kostenvoordelen voor afnemers kan genereren. Op grond van de beschikbare informatie valt niet te concluderen of het beschikken over een brede portfolio mededingingsbeperkend zal zijn. Bij de beoordeling van een eventuele vergunningaanvraag, zal dit punt echter verder kunnen worden onderzocht in het kader van een onderzoek naar het al dan niet bestaan van een collectieve machtspositie (zie ook punt 88).

Conclusie

74. Gelet op de marktaandelen van partijen op de markten voor (vloeibare) bulkgassen zuurstof, stikstof en argon, met name de geringe toevoeging van marktaandeel door AGA Transfer op de markten voor (vloeibare) bulkgassen zuurstof en stikstof en de kracht van concurrenten op de Nederlandse markten voor (vloeibare)bulkgassen zuurstof, stikstof en argon, is er geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de onderhavige concentratie een individuele machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

Collectieve machtspositie

75. Naast de toets of er reden is om aan te nemen dat als gevolg van de voorgenomen concentratie een individuele economische machtspositie op een markt kan ontstaan of worden versterkt, dient ook te worden getoetst of een collectieve machtspositie op een markt kan ontstaan of worden versterkt als gevolg van de concentratie. Omstandigheden die het bestaan, ontstaan of versterken van een collectieve economische machtspositie op een beïnvloede markt waarschijnlijker maken zijn, onder andere: (i) hoge concentratiegraad, (ii) transparante markt, (iii) homogeen product, (iv) symmetrie tussen de grote spelers (wat betreft marktaandeel en kostenstructuur), (v) hoge toetredingsdrempels, (vi) verzadigde markt, (vii) meervoudige onderlinge relaties tussen de belangrijkste spelers.[25] Ook de Europese Commissie en Het Gerecht van Eerste Aanleg hebben deze criteria als belangrijke indicatoren van het bestaan van een collectieve machtspositie gehanteerd.[26],[27] Hieronder zal puntsgewijs worden onderzocht in hoeverre in het onderhavige geval aan deze voorwaarden wordt voldaan.

(i) Hoge concentratiegraad

76. Voor het ontstaan of versterken van een collectieve machtspositie is het bestaan van een hoge concentratiegraad van grote invloed. Grotere gezamenlijke marktaandelen kunnen het eenvoudiger en economisch aantrekkelijker maken om het gedrag op de relevante markt (stilzwijgend) op elkaar af te stemmen.

77. Voor de markten voor vloeibare bulkgassen waarop de activiteiten van partijen overlappen, geldt het volgende: op de markt voor vloeibare stikstof bestaat één grote speler, te weten Linde Hoekloos (tot de overname van AGA Gas, de voormalige marktleider, was Linde Hoekloos de nummer 2 op de markt), zijn er twee kleinere spelers, te weten Air Products/AGA en Air Liquide die elkaar ongeveer in evenwicht houden en drie kleine spelers, Messer, Praxair en NTG, die over zeer geringe marktaandelen beschikken. Op de markten voor vloeibare zuurstof en vloeibare argon geldt dat Air Products/AGA, Linde Hoekloos en Air Liquide samen [80-90]% van de markt in handen hebben. Op dit ogenblik wordt dit marktaandeel door vier spelers gezamenlijk behaald. Geconstateerd wordt derhalve dat de bovengenoemde markten voor bulkgassen bijzonder sterk geconcentreerd zijn.

(ii) Transparante markt

78. Op transparante markten, waar informatie over prijzen en verkochte hoeveelheden en het gedrag van concurrenten relatief eenvoudig en zonder hoge kosten is te verkrijgen, is het afstemmen van commercieel beleid op het gedrag van concurrenten relatief eenvoudig. De markten voor industriële bulkgassen zijn in hoge mate transparant, mede omdat de branchevereniging VFIG omzetcijfers van marktpartijen inzamelt en marktaandelen publiceert. Verder is van belang dat het grootste deel van de omzet op de markten voor industriële gassen wordt behaald met een relatief klein aandeel van het klantenbestand. Partijen hebben hiernaar verwezen als de zogenaamde “[ ] regel”. Hiermee wordt bedoeld dat [ ]% van de omzet wordt behaald met slechts [ ]% van het klantenbestand. Tevens is sprake van een vergelijkbare kostenstructuur (zie punt 83) bij de belangrijkste marktpartijen, worden op de bulkmarkt orders regelmatig vergeven via openbare inschrijving (zie ook de punten 69 tot en met 73). Marktpartijen hebben hierdoor niet alleen een goed beeld van de totale omzetten van concurrenten maar zijn ook in staat om de prijzen van hun concurrenten binnen een zekere bandbreedte waar te nemen. Air Products/AGA, Linde Hoekloos en Air Liquide kunnen als gevolg hiervan in enige mate het gedrag van hun concurrenten voorspellen bij het uitbrengen van offertes.

(iii) Homogeen product

79. Het onderling afstemmen van commercieel gedrag wordt aanzienlijk vereenvoudigd indien het product dat op de relevante markt(en) wordt verkocht homogeen is. In het geval van gedifferentieerde producten is immers met name het (stilzwijgend) afstemmen van prijsbeleid moeilijker omdat (al dan niet merkbare) verschillen in kwaliteit (kenmerken van product, serviceniveau et cetera) zich veelal zullen vertalen in prijsverschillen. De mogelijkheid tot (prijs)vergelijking en hierop volgend afstemming van het gedrag is derhalve geringer in het geval van gedifferentieerde producten.

80. Industriële gassen zijn homogene goederen die worden verkocht op een transparante markt waar producenten vergelijkbare kostenstructuren hebben. Alle belangrijke producenten van gassen zijn in staat om ieder type gas (zuurstof, stikstof, koolzuur, argon, acetyleen) met een vergelijkbare kwaliteit te produceren. Een en ander kan volgens partijen in enige mate worden gerelativeerd. Leveranciers van industriële gassen, met name bulkproducten, trachten zich in de regel te onderscheiden van concurrenten door behalve (homogene) gassen te leveren ook technische ondersteuning, korte levertijden en andere additionele diensten aan te bieden. Partijen hebben aangegeven dat er een aanzienlijke mate van concurrentie bestaat op het gebied van de ontwikkeling van nieuwe applicaties voor industriële gassen tussen de grote producenten van industriële gassen. Ook de Europese Commissie heeft in haar besluit in de zaak Linde – AGA[28] geconcludeerd dat leveranciers van bulkgassen mede concurreren door middel van nieuwe applicaties en ondersteunende diensten. In een vergunningsfase zou eventueel kunnen worden onderzocht in welke mate het aanbod van complementaire diensten door leveranciers van bulkgassen bepalend is voor de leverancierskeuze.

(iv) Symmetrie tussen de grote spelers (wat betreft marktaandeel en kostenstructuur)

81. Het bestaan van een aanzienlijke mate van symmetrie in kostenstructuur kan een situatie creëren waarin concurrenten op een markt een beter beeld kunnen krijgen van elkanders kosten en daarmee van het uit collectief perspectief bezien gewenste prijsniveau. Indien tevens de marktaandelen van vergelijkbare omvang zijn, zouden ondernemingen bovendien kwantitatief vergelijkbare voordelen kunnen behalen door middel van (stilzwijgende) afstemming van hun commercieel gedrag. De combinatie van deze twee omstandigheden maakt het, door de verminderde stimulans om te concurreren, waarschijnlijker dat op een markt stilzwijgende afstemming van gedrag zal voorkomen.

82. Ten aanzien van de markten voor bulkgassen zuurstof en bulkgassen argon kan worden vastgesteld dat er sprake is van zowel een sterke concentratie aan de aanbodzijde als ook een grote mate van symmetrie in de marktaandelen en kostenstructuur. Op elk van deze markten bedienen drie spelers gezamenlijk [80-90]% van de markt. Bovendien bezit elk afzonderlijk [20-30]% dan wel [30-40]% marktaandeel.

83. Verder moeten voor het bouwen van luchtscheidingsinstallaties (en vulstations) alsmede het opzetten van een distributienetwerk aanzienlijke investeringen worden gedaan. Er is derhalve sprake van aanzienlijke sunk costs. (Zie ook de punten 62 tot en met 66.) Zowel voor luchtscheidingsinstallaties, tankauto’s, vulstations en opslagtanks zijn de uitgaven die verschillende concurrenten moeten maken min of meer direct vergelijkbaar. Tevens zijn de grondstoffen die worden gebruikt om industriële gassen te produceren en de kosten die hiervoor worden gemaakt, voor iedere onderneming nagenoeg identiek. Verder brengt de overeenkomst, die AGA Gas (onderdeel van Linde Hoekloos) heeft met Air Products, met zich mee dat een aanzienlijk deel van de gassen die Linde Hoekloos en Air Products verkopen in dezelfde luchtscheidingsinstallatie, en derhalve tegen gelijke kosten, zullen worden geproduceerd. Tenslotte tonen gegevens die partijen hebben verstrekt aan dat bij zowel AGA Transfer als Air Products transportkosten, naast de productiekosten, een belangrijk deel van de totale kosten van bulkgassen uitmaken. Met uitzondering van argon is het aandeel van de vrachtkosten in de totale kosten circa [ ]%. Het belang van vergelijkbare transportkosten is ook door de Europese Commissie vastgesteld in haar besluit in de zaak Linde – AGA.[29] In een eventuele vergunningsfase kan verder worden onderzocht in hoeverre concurrenten van partijen daadwerkelijk een vergelijkbare transportkostenstructuur bezitten.

(v) Hoge toetredingsdrempels

84. Hier wordt verwezen naar de punten 62 tot en met 66.

(vi) Verzadigde markt

85. Stagnerende markten gaan in het algemeen gepaard met een afnemend aantal spelers, geringe toetreding en, als gevolg van afnemende rendementen en een krimpend afzetpotentieel, een grotere stimulans tot onderlinge afstemming van gedrag. Door partijen is aangevoerd dat als gevolg van veranderingen in met name de scheepvaartindustrie de markt voor industriële gassen aanzienlijk inkrimpt. De cijfers die partijen hebben verstrekt, geven echter geen eenduidig beeld (zie ook onder punt 56) over de ontwikkelingen op de Nederlandse markten voor bulkgassen. In een eventuele vergunningsfase zou dit nader kunnen worden onderzocht.

(vii) Meervoudige onderlinge relaties tussen de belangrijkste spelers

86. Het bestaan van meervoudige relaties tussen de grootste spelers (zie voor een beschrijving hiervan de punten 42 tot en met 48) op een sterk geconcentreerde markt kan het afstemmen van onderling gedrag faciliteren. Enerzijds hebben onderlinge relaties doorgaans tot gevolg dat regulier contact tussen de belangrijkste concurrenten op de markten voor industriële gassen plaatsvindt, anderzijds schept het bestaan van een onderlinge afhankelijkheid een middel om (stilzwijgende) afstemming van marktgedrag af te dwingen of te handhaven. Het bestaan van meerdere relaties schept immers een mogelijkheid voor de gerelateerde ondernemingen om elkaar te straffen indien de stilzwijgende afspraken worden gebroken. Tenslotte schept de gezamenlijke ‘controle’ over een belangrijk deel van de productiecapaciteit in Nederland een mogelijkheid om investeringsbeslissingen ten aanzien van nieuwe productiecapaciteit direct afhankelijk te maken van de beslissingen van concurrent/partner. Eén marktpartij heeft haar bezorgdheid hierover uitgesproken en aangegeven dat als gevolg van de onderhavige transactie de inkoop van bulkgassen door kleine spelers moeilijker of zelfs onmogelijk zou kunnen worden.

87. In een eventuele vergunningsfase zou het belang van deze onderlinge relaties nader kunnen worden onderzocht.

(viii)Overige factoren

88. Voor een uiteenzetting over eventuele countervailing power en portfolio-effecten wordt hier volstaan met een verwijzing naar de punten 59 en 60 en 69 tot en met 73.

Conclusie

89. De hoge concentratiegraad op de markten voor (vloeibare) bulkgassen zuurstof en (vloeibare) bulkgassen argon, de grote marktaandelen van de drie belangrijkste spelers tezamen met de structuur van de markt, de beperkte macht van kleinere afnemers, de homogeniteit van de producten, de belemmeringen om toe te treden tot deze markten, de symmetrie tussen concurrenten wat betreft kostenstructuur alsmede de meervoudige commerciële relaties tussen de belangrijkste marktpartijen en de ontwikkelingen van de markt en prijzen leiden ertoe dat er reden is om aan te nemen dat als gevolg van de onderhavige concentratie een collectieve machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijk mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. Er bestaat geen reden om aan te nemen dat op de markt voor (vloeibare) bulkgassen stikstof een collectieve machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijk mededinging wordt belemmerd.

Cilindergassen

Spelers op de Nederlandse markt

90. De spelers die actief zijn op de Nederlandse cilindermarkten, zijn grotendeels dezelfde als de spelers die actief zijn op de Nederlandse markten voor (vloeibare) bulkgassen. Op de Nederlandse cilindermarkten zullen na de voorgenomen concentratie een tweetal grote spelers actief zijn, te weten Linde Hoekloos en Air Products/AGA. Daarnaast zijn de volgende partijen met een kleiner marktaandeel in Nederland actief: Air Liquide, Messer Nederland B.V., Praxair N.V., Indugas[30], NTG, Gasco N.V. en Westfalen Gassen Nederland B.V. Voorts zijn Hydrogas Holland B.V., ACP, ZNKC en Rijntechniek in Nederland actief, maar vrijwel uitsluitend op het gebied van CO2 (de laatste vijf zijn in het huidige onderzoek niet meegenomen[31]).

Distributie van cilindergassen/ depothouders en agenten

91. De distributie van cilindergassen vindt op twee manieren plaats. Voor kleine klanten wordt gebruik gemaakt van agenten en depothouders. Kleine klanten voor partijen zijn klanten met een jaarlijkse afname van minder dan NLG [0-5000]. Grote klanten zijn voor partijen klanten met een jaarlijkse afname van meer dan NLG [0-5000]. Aan grote klanten wordt direct door de gasproducenten zelf geleverd. Voorts zijn nog wederverkopers actief op de markt.

92. Zowel depothouders als agenten houden zich alleen bezig met de verkoop van cilindergassen en niet met (vloeibare) bulkgassen. Zij slaan de cilindergassen op hun eigen terrein op. Partijen geven aan dat de agenten en depothouders steeds op naam en voor rekening van AGA Transfer of Air Products verkopen. Deze laatste zijn ook degene die de factuur aan de afnemer sturen en het incassorisico dragen. Agenten en depothouders kunnen de verkoopprijs binnen de door de gasproducenten bepaalde marges zelf bepalen. Ze krijgen van de gasproducent een vervoersvergoeding en commissie. Agenten en depothouders, althans die van partijen, hebben in het algemeen geen eigen exclusief gebied waarbinnen alleen zij mogen leveren. Wel hebben agenten en depothouders slechts één gasproducent waarvan zij hun gas mogen betrekken. Depothouders en agenten beschikken niet over eigen vulstations. Bijna alle depothouders van AGA Transfer zijn handelsondernemingen/groothandels die ook andere producten verkopen zoals lasartikelen, ijzerwaren et cetera.

93. Voorts zouden er volgens partijen nog wederverkopers zijn die gas inkopen van gasproducenten en dit wederverkopen. Sommige van hen zouden over een eigen vulstation beschikken.

94. De cilindermarkten, genoemd in punt 39, zijn in 1999 als volgt verdeeld:[32],

Tabel IV Zuurstof cilindergassen in 1999 in Nederland

Zuurstof cilindergassen Marktaandeel Gezamenlijk Marktaandeel Gezamenlijk
Mbt afzet marktaandeel mbt omzet Marktaandeel
Air Products [0-10]% [30-40]% [0-10]% [30-40]%
AGA Transfer [20-30]% [20-30]%
AGA (deel niet verkocht) 0-10% 30-40% 0-10% 30-40%
Linde (Hoekloos) 30-40% 30-40%
Air Liquide 0-10% 0-10%
Messer 0-10% 0-10%
Praxair 0% 0%
Indugas 10-20% 10-20%
NTG 0-10% 0-10%
Totaal 100% 100%

Tabel V Stikstof cilindergassen in 1999 in Nederland

Stikstof cilindergassen Marktaandeel Gezamenlijk Marktaandeel Gezamenlijk
mbt afzet marktaandeel mbt omzet Marktaandeel
Air Products [0-10]% [20-30]% [0-10]% [10-20]%
AGA Transfer [10-20]% [10-20]%
AGA (deel niet verkocht) 10-20% 60-70% 10-20% 60-70%
Linde (Hoekloos) 40-50% 50-60%
Air Liquide 0-10% 0-10%
Messer 0-10% 0-10%
Praxair 0-10% 0-10%
Indugas 0-10% 0-10%
NTG 0-10% 0-10%
Totaal 100% 100%

Tabel VI Argon cilindergassen en argonmengsels in 1999 in Nederland

Argoncilindergassen Marktaandeel Gezamenlijk Marktaandeel Gezamenlijk
en argonmengsels mbt afzet marktaandeel Mbt omzet Marktaandeel
Air Products [10-20]% [30-40]% [0-10]% [30-40]%
AGA Transfer [20-30]% [20-30]%
AGA (deel niet verkocht) 0-10% 30-40% 0-10% 30-40%
Linde (Hoekloos) 20-30% 20-30%
Air Liquide 10-20% 10-20%
Messer 0-10% 0-10%
Praxair 0% 0%
Indugas 10-20% 10-20%
NTG 0-10% 0-10%
Totaal 100% 100%

Tabel VII CO2 cilindergassen in 1999 in Nederland

CO2 cilindergassen Marktaandeel Gezamenlijk Marktaandeel Gezamenlijk
mbt afzet marktaandeel mbt omzet Marktaandeel
Air Products [0-10]% [40-50]% [0-10]% [40-50]%
AGA Transfer [40-50]% [30-40]%
AGA (deel niet verkocht) 0-10% 30-40% 0-10% 40-50%
Linde (Hoekloos) 30-40% 30-40%
Air Liquide 0-10% 0-10%
Messer 0-10% 0-10%
Praxair 0-10% 0-10%
Indugas 0-10% 0-10%
NTG 0-10% 0-10%
Totaal 100% 100%

Tabel VIII Acetyleen cilindergassen in 1999 in Nederland

Acetyleen Marktaandeel Gezamenlijk Marktaandeel Gezamenlijk
Cilindergassen mbt afzet marktaandeel mbt omzet Marktaandeel
Air Products [0-10]% [30-40]% [0-10]% [30-40]%
AGA Transfer [30-40]% [30-40]%
AGA (deel niet verkocht) 0-10% 40-50% 0-10% 30-40%
Linde (Hoekloos) 30-40% 30-40%
Air Liquide 0-10% 0-10%
Messer 0-10% 0-10%
Praxair 0% 0%
Indugas 0-10% 0-10%
NTG 0-10% 0-10%
Totaal 100% 100%

Tabel IX Heliumcilindergassen in 1999 in Nederland

Helium cilindergassen Marktaandeel Gezamenlijk Marktaandeel Gezamenlijk
mbt afzet marktaandeel mbt omzet Marktaandeel
Air Products [0-10]% [10-20]% [0-10]% [10-20]%
AGA Transfer [10-20]% [10-20]%
AGA (deel niet verkocht) 10-20% 50-60% 10-20% 50-60%
Linde (Hoekloos) 40-50% 40-50%
Air Liquide 10-20% 10-20%
Messer 0% 0%
Praxair 0-10% 0-10%
Indugas 0-10% 0-10%
NTG 0-10% 0-10%
Totaal 100% 100%

95. Op de Nederlandse markt voor de cilindergassen stikstof in 1999 hadden partijen gezamenlijk een marktaandeel van [20-30]% gemeten naar afgezette hoeveelheden en [10-20]% gemeten naar omzet. De grootste concurrent Linde Hoekloos heeft een aanzienlijk groter marktaandeel van [60-70%].

96. Op de Nederlandse markt voor cilindergassen helium – voor zover hier al sprake is van een Nederlandse markt – heeft Linde Hoekloos met een marktaandeel van [50-60%] een aanzienlijk groter marktaandeel dan Air Products en AGA Transfer die beschikken over een marktaandeel van respectievelijk [0-10]% en [10-20]%. Indien de markt voor cilindergassen helium als geografisch ruimer dan Nederland wordt gezien, zal AGA Transfer naar mate de markt geografisch ruimer wordt, relatief steeds minder marktaandeel toevoegen aan het gezamenlijk marktaandeel omdat AGA Transfer slechts in Nederland actief is. Air Products gaf eerder aan dat zij een marktaandeel zou hebben van circa [20-30]% op een Europese markt voor de verkoop van cilindergassen helium, niet zijnde de groothandelsmarkt.

97. Noch op de Nederlandse markt voor cilindergassen stikstof en cilindergassen helium noch op een geografische markt groter dan Nederland voor helium cilindergassen is derhalve reden om aan te nemen dat ten gevolge van de onderhavige concentratie een machtspositie ontstaat of wordt versterkt.

98. Ook bij de beoordeling van de gevolgen van de onderhavige concentratie op de diverse markten voor cilindergassen zal eerst gekeken worden of er op de bovengenoemde vier markten voor cilindergassen een individuele machtspositie ontstaat of wordt versterkt en vervolgens zal gekeken worden of er op deze markten een collectieve machtspositie ontstaat of wordt versterkt.

Individuele machtspositie

Marktaandelen

99. Op de Nederlandse markten voor de cilindergassen voor zuurstof, argon, CO2 en acetyleen hebben partijen gezamenlijk een marktaandeel van [30-40]% ([30-40]%), [30-40]% ([30-40]%), [40-50]% ([40-50]%) en [30-40]% ([30-40]%) gemeten naar omzet met tussen haakjes de marktaandelen berekend op basis van afgezette hoeveelheden. Voor deze markten zal hieronder worden bekeken of er redenen zijn om aan te nemen dat ten gevolge van de concentratie een individuele machtspositie van partijen op deze markten zal ontstaan of worden versterkt.

Standpunt partijen

100. Partijen geven aan dat de nieuwe situatie op de markten voor cilindergassen vergelijkbaar zal zijn met de situatie voor de overname van AGA Gas door Linde, waardoor de structuur van de markt niet (wezenlijk) verandert. Air Products neemt op de markt voor cilindergassen bijna de positie van AGA Gas over en zal – net als AGA Gas dat voorheen deed – een tegenwicht kunnen bieden aan Linde Hoekloos.

Standpunt van (grote) afnemers en van concurrenten

101. De markt zal als gevolg van de onderhavige transactie worden gereduceerd (tot twee serieuze partijen) en dit zal waarschijnlijk leiden tot hogere prijzen als gevolg van een gebrek aan concurrentie. Een afnemer noemt als mogelijk effect een verminderde technische ondersteuning. Een marktpartij meent dat zij wellicht zal profiteren van de reductie van het aantal concurrenten. Een andere marktpartij stelt dat door AGA Gas, Hoek Loos, Messer, Air Liquide en Air Products behoorlijk concurrerende prijzen worden gehanteerd “waarvan men niet erg vrolijk wordt”. Een andere afnemer stelt dat de prijzen van industriële gassen de afgelopen 10 jaar onder druk hebben gestaan en verwacht dat met de overname de ‘rust in de gaswereld’ enigszins zal terugkeren.

102. Het standpunt van concurrenten ten aanzien van de gevolgen van de onderhavige concentratie verschilt voor de markten voor cilindergassen niet van hun standpunt voor de gevolgen van de onderhavige concentratie voor bulkgassen. Hierbij wordt derhalve verwezen naar het reeds onder punt 51 gestelde.

Marktstructuur

Ontwikkeling van de markt

103. De markt voor de levering van industriële gassen wordt volgens opgave van partijen gedurende de laatste 5-10 jaar gekenmerkt door krimpende afzetten en dalende prijzen (zie ook de punten 56 en 57 ten aanzien van de bulkmarkten). Gegevens van partijen tonen aan dat (gemeten naar volume) de verkoop door AGA Transfer van cilindergassen zuurstof, acetyleen en CO2 gedurende de afgelopen 5 jaar zijn gedaald met totaal [0-10], [10-20] en [20-30]%. Tegelijkertijd stegen de verkopen van argon, helium, en stikstof licht. De totale omzet behaald door AGA Transfer met de verkoop van cilindergassen steeg licht (+[0-10]% voor argon, +[0-10]% voor helium) of daalde (maximaal –[20-30]% voor zuurstof). Voor Air Products varieerden deze cijfers (gemeten in aantallen cilinders) van +[30-40]% voor helium tot circa [90-100]% voor argon, CO2, en stikstof. De totale omzetten (gemeten in NLG, niet gecorrigeerd voor inflatie) behaald door Air Products met de verkoop van cilindergassen steeg tegelijkertijd [20-80]%. Evenals bij bulkgassen duiden deze cijfers niet op een eenduidige groei of inkrimping van de markt(en).[33]

104. Wat betreft de productie en levering van cilindergassen hebben partijen informatie overgelegd waaruit blijkt dat de gemiddelde bezettingsgraad van de vulstations van Air Products en AGA Transfer in het afgelopen jaar varieerde van [ ]% (Amsterdam, AGA Transfer) tot [ ]% (Waddinxveen, Air Products). Air Products beschikt verder over twee vulstations die kunnen worden ingezet ten behoeve van de Nederlandse markt, in Vilvoorde (B) en Hattingen (D). Er is derhalve sprake van enige overcapaciteit op het gebied van vulcapaciteit ten behoeve van cilinders. Ofschoon de vaste kosten die moeten worden gemaakt bij de aanleg van vulstations beperkt zijn in verhouding tot de kosten van luchtscheidingsinstallaties, zou dit, indien ook bij de belangrijkste concurrenten sprake is van overcapaciteit, kunnen leiden tot enige mate van concurrentiedruk op het gebied van de levering van cilindergassen.

Countervailing power

105. AGA Gas heeft over de laatste vijf jaar de gemiddelde prijs per gas en leveringswijze overgelegd. Hierbij zijn de klanten van AGA Gas in categorieën opgedeeld naar grootte van de waarde die zij vertegenwoordigen. Uit de tabellen blijkt dat veelal voor de grootste klanten de gemiddelde prijzen zijn gedaald in de afgelopen vijf jaar. Voor de klanten van kleinere omvang is deze gemiddelde prijs juist vaker gestegen (zie ook onder Prijsontwikkelingen cilindergassen, punten 117 tot en met 121). Hieruit blijkt dat de grootste klanten beschikken over countervailing power doch dit lijkt te ontbreken bij de kleine klanten.

Portfolio-effecten

106. Hetgeen over portfolio-effecten bij de bespreking van portfolio-effecten voor (vloeibare) bulkgassen is aangegeven, geldt tevens voor de markten voor cilindergassen. Ook voor de cilindermarkten kan hetgeen onder punt 69 tot en met 73 is aangegeven er enerzijds op wijzen dat het beschikken van partijen over een brede portfolio toetredingsdrempels opwerpt, maar anderzijds kan dit ook kostenvoordelen voor afnemers genereren. Op grond van de thans voorhanden zijnde informatie is het niet mogelijk om vast te stellen of het beschikken over een brede portfolio mededingingsbeperkend zal zijn (zie ook punt 73).

Fijnmazig distributienetwerk

107. Het beschikken over een dergelijk fijnmazig distributienetwerk van agenten en depothouders zou om de volgende redenen van belang kunnen zijn. Kleinere klanten kunnen dicht bij hen in de buurt cilindergassen kopen en zelf ophalen. Depothouders leveren in hun streek cilinders af aan kleine klanten waarvoor gasproducenten hun een vergoeding geven. Tevens kunnen zij, indien ze ook andere producten verkopen, de vervoerskosten die ze maken, verdelen over meerdere producten en niet alleen over de cilindergassen. De depothouders wordt gevraagd ook voor grote klanten van de gasproducenten zelf, cilindergassen af te leveren tegen een vergoeding.

108. Het is mogelijk dat door de fijnmazigheid en het aantal agenten/depothouders waarover de partijen bij de onderhavige concentratie beschikken en waarover zij samen met Linde Hoekloos beschikken, de twee grote spelers Linde Hoekloos en Air Products/ AGA samen beter dan concurrenten in staat zijn de vervoerskosten voor de cilindergassen te drukken. Gelet op het feit dat partijen en concurrenten aangeven dat de transportkosten met name bij cilindergassen een groot deel van de kostprijs uitmaken (schattingen tot [ ]%) en alleen partijen dit kostenvoordeel in deze mate hebben, zou het mogelijk kunnen zijn dat zij over een zodanige positie beschikken dat zij beiden een lagere kostprijs voor cilindergassen hebben en derhalve hun prijs voor cilindergassen kunnen verlagen ten opzichte van concurrenten die niet over een dergelijk fijnmazig distributienetwerk beschikken. Noch voor klanten, noch voor agenten/depothouders is het dan nog aantrekkelijk om via andere concurrenten dan de twee grote spelers hun cilindergas te betrekken. Dit wordt in stand gehouden omdat het agenten en depothouders contractueel niet toegestaan is cilindergassen van meer dan één gasproducent te betrekken . In sommige gevallen is het bovendien een agent/depothouder niet toegestaan om binnen één jaar na beëindigen van het contract met de ene gasproducent een agentuurovereenkomst met de andere gasproducent af te sluiten. De gemiddelde duur van een overeenkomst met een depothouder/agent is vijf jaar, de opzegtermijn gemiddeld één jaar, aldus partijen.

109. Partijen stellen dat er een groot aantal partijen is dat potentieel als depothouder zou willen starten. Dit lijkt echter van beperkt belang. De huidige ervaren agenten en depothouders, die bijvoorbeeld door AGA Gas zijn opgeleid, zijn namelijk gebonden aan de overeenkomst met Air Products/AGA met de bijbehorende opzegtermijnen (gemiddeld één jaar) en een non-concurrentiebeding voor de periode daarna. Voorts dient voor het starten als depothouder nog een vergunning te worden aangevraagd voor de opslag van gevaarlijke stoffen.

110. De meeste concurrenten maken in hun antwoorden aan de d-g NMa over het belang van een fijnmazig distributienetwerk onderscheid tussen bulkgassen en cilindergassen. Twee niet bij de transactie betrokken concurrenten stellen dat voor de verkoop van cilindergassen het bezitten van een fijnmazig netwerk voordelig is vanwege de hoge transportkosten die nabijheid ten opzichte van kleine klanten (in termen van omzet met industriële gassen) belangrijk maakt. Voor bulkgassen is een fijnmazig distributienetwerk niet nodig omdat direct aan de klant wordt geleverd door de gasproducenten. Een andere concurrent stelt dat een fijnmazig netwerk veelal te duur is om te onderhouden. Slechts één niet bij de concentratie betrokken concurrent stelt dat zij over een ‘gedeeltelijk’ fijnmazig netwerk beschikt. Alle concurrenten stellen dat Air Products/AGA en Linde Hoekloos een fijnmaziger netwerk hebben. Twee hiervan voegen hieraan toe dat uitsluitend Air Products/AGA en Linde Hoekloos over een uitgebreid en krachtig distributie- en verkoopnetwerk beschikken.

111. Wanneer naar het aantal agenten en depothouders wordt gekeken, beschikken partijen na het tot stand brengen van de onderhavige concentratie over [40-50]% van het totale aantal agenten en depothouders dat over geheel Nederland is verspreid.

112. De reikwijdte van het distributienetwerk van partijen kan tevens worden geanalyseerd aan de hand van het aantal afnemers waaraan de combinatie levert in verhouding tot het totale aantal afnemers van cilindergassen in Nederland. Het overgrote deel van deze afnemers wordt, volgens opgave van partijen, beleverd via de agenten en depothouders. Uit een vergelijking van de afnemersbestanden blijkt dat Air Products en AGA Transfer respectievelijk [10-20]% en [30-40]% van het totaal aantal klanten bedienen. Voor de grootste concurrent, Linde Hoekloos, is dit aandeel [30-40]%. De eerstvolgende concurrent bereikt [10-20]% van alle afnemers op de markt voor cilindergassen, terwijl alle overige spelers een bereik hebben van [0-10]% of minder. Als gevolg van de onderhavige concentratie zal derhalve één van de twee belangrijkste concurrenten van zowel AGA Transfer als Linde Hoekloos verdwijnen.

Toetredingsdrempels en uitbreiding van capaciteit, concurrentiedruk vanuit het buitenland

113. Partijen geven aan dat de kosten om in Nederland actief te worden als producent en verkoper op de markt voor cilindergassen laag kunnen zijn, wanneer de Nederlandse markt betreden wordt vanuit de omringende landen, aangezien men bestaande verkoop- en distributiestructuren en cilinders kan gebruiken. De aanvullende kosten voor toetreding tot de markt zijn de kosten voor het aanleggen van een administratieve structuur (facturering) en kosten voor het aanvragen van vergunningen. Partijen geven aan dat deze vergunningen eenvoudig te verkrijgen zijn en geen belemmering voor toetreding vormen. Partijen stellen verder dat het mogelijk is om Nederlandse cilinders in het buitenland te vullen en vervolgens in Nederland af te zetten. Buitenlandse vulstations zullen dan wel technisch moeten worden aangepast om het vullen van de cilinders mogelijk te maken. Dit is echter in economische zin minder lucratief aangezien de transportkosten, die een relatief groot aandeel van de totale kosten van het eindproduct uitmaken (zie ook de punten 129, 131 en 132), dan aanzienlijk hoger uitvallen. Ook zou de mogelijkheid bestaan als wederverkoper met een eigen vulstation tot de markten voor cilindergassen toe te treden waarbij investeringen voor onder andere het vulstation moeten worden gedaan en een leveringsovereenkomst voor (vloeibare) bulkgassen met een gasproducent moet worden gesloten. Partijen stellen dat wederverkopers die een bedrijf in Nederland beginnen tegen relatief lage kosten op de Nederlandse markt kunnen toe treden.

114. Verscheidene concurrenten bevestigen dat de technische specificaties van cilinders en keuringseisen per land verschillen en daarnaast de hoogte van de transportkosten een belemmering zijn om (de meeste) industriële gassen te exporteren. De belangrijkste afnemers van partijen geven aan dat zij niet of nauwelijks ervaring hebben met een vergelijking van prijzen tussen Nederlandse en buitenlandse leveranciers. Een deel van de afnemers geeft aan ook in geval van een prijsverhoging met 5-10% geen cilindergassen uit het buitenland te zullen betrekken.. Als belangrijkste belemmeringen voor grensoverschrijdende transacties worden de hoogte van de transportkosten, de langere levertijd en verschillen in wet- en regelgeving genoemd.

115. Uit informatie die is overgelegd door partijen blijkt dat in de afgelopen tien jaar uitsluitend Westfalen Gas is toegetreden tot (het oostelijk deel van) de Nederlandse markt voor cilindergassen. De kern van de werkzaamheden van deze onderneming ligt in het westen van Duitsland. Tevens geven partijen aan dat in de afgelopen vijf jaar wel wederverkopers op de markt actief zijn geworden.

116. Uit bovenstaande lijkt te kunnen worden geconcludeerd dat er hoge toetredingsdrempels zijn om tot de markt toe te treden. Bij een eventuele vergunningaanvraag zal dit bij de beoordeling verder worden onderzocht.

Prijsontwikkeling cilindergassen

117. Vanwege de vergelijkbare marktstructuur en distributiemethode, is het van belang om de prijsontwikkeling van de verschillende cilindergassen niet alleen individueel maar ook in onderlinge samenhang te bezien. Tevens wordt een onderscheid gemaakt tussen grote afnemers en kleinverbruikers, om te beoordelen of de prijsontwikkeling voor afnemers, die direct worden beleverd door producenten van industriële gassen verschillen van afnemers die via depothouders en agenten worden bediend.

118. Uit cijfers die overgelegd zijn door partijen blijkt dat de gemiddelde prijsstijging (niet gecorrigeerd voor inflatie) van de verschillende cilindergassen over de periode 1995-1999 varieerde van [–50% tot +20]% voor de direct beleverde afnemers van AGA Transfer (met omzet van minstens NLG [0-5000] per jaar). Voor de kleinere klanten, die worden bediend via depothouders en agenten, fluctueerden de prijsstijgingen voor dezelfde cilindergassen tussen de [–20 en +70]%. Indien helium (waarvoor de geografische dimensie van de markt ruimer dan nationaal is) uit deze lijst wordt verwijderd, stegen de gemiddelde prijzen van alle cilindergassen voor deze laatste categorie afnemers met [20-70]%. Voor Air Products bestaat geen vergelijkbare opsplitsing van de prijsontwikkeling.

119. Indien binnen de categorie afnemers met een omzet groter dan NLG [0-5000] een nadere opsplitsing wordt gemaakt ontstaat het volgende beeld. Afhankelijk van de grootte van directe afnemers daalden de prijzen van argon en argonmengsels met [0-20]% respectievelijk [0-20]% tussen 1995 en 1999. Voor kleine afnemers waren deze percentage [20-30]% en [30-40]%. Acetyleen werd in dezelfde periode [–10 tot +10]% duurder voor directe afnemers en steeg [60-70]% in prijs voor afnemers met een omzet onder NLG [0-5000]. De prijzen van CO2 bewogen in een interval van [–30% tot +10]% voor directe afnemers en namen met [30-40]% toe bij indirecte afnemers. Voor stiksof waren deze percentages[–20 tot 20] voor de directe en +[50-60]% voor de indirecte afnemers. Uitsluitend van helium daalde de prijs voor alle categorieën afnemers, namelijk met [0-50]% onder directe afnemers en met [10-20]% onder de indirecte afnemers.

120. Bovenstaande duidt er op dat met name afnemers die gas aangeleverd krijgen via depothouders gedurende de afgelopen jaren te maken hebben gehad met bijzonder grote prijsstijgingen, terwijl de prijzen van cilindergassen aan andere afnemers tegelijkertijd in de regel zijn gedaald. Ofschoon geen gegevens bekend zijn over de rendementen die partijen behalen met de verkopen van gassen, kan een en ander, in combinatie met de (volume) omzetcijfers, er op duiden dat binnen de markt voor cilindergassen op het segment dat wordt bediend door depothouders weinig concurrentie bestaat.

121. In dit verband is het verder van belang dat uit informatie verstrekt door partijen blijkt dat depothouders in de regel werken met prijslijsten die worden opgesteld door de gasproducent. Hierop kunnen depothouders, meestal in overleg met hun gasproducent, kortingsregelingen toepassen die kunnen oplopen tot [ ]%, doch vaak binnen intervallen van [ – ]% per ‘klantengroep’.[34] Bij Air Products bedraagt de modale korting circa [ ]%.

Conclusie

122. De hoge gezamenlijke marktaandelen van partijen op de cilindermarkten voor CO2, acetyleen, zuurstof en argon, tezamen met de structuur van de markt, de beperkte macht van de kleine afnemers, het feit dat partijen als een van de weinige spelers beschikken over een fijnmazig distributienetwerk, de belemmeringen om toe te treden tot deze markten alsmede de ontwikkelingen van de markt en van prijzen leiden ertoe dat er reden is om aan te nemen dat als gevolg van de onderhavige concentratie een individuele economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijk mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

Collectieve machtspositie

123. De concurrentieverhoudingen op de markten voor cilindergassen geven aanleiding om, net als voor de bulkmarkten, behalve na te gaan of een (individuele) economische machtspositie ontstaat of wordt versterkt, ook te onderzoeken of op enige markt een collectieve machtspositie ontstaat of wordt versterkt ten gevolge van de onderhavige concentratie. Zoals eerder genoemd (zie punt 75) zijn omstandigheden die een collectieve machtspositie op een beïnvloede markt waarschijnlijker maken, onder andere: (i) een hoge concentratiegraad, (ii) een transparante markt, (iii) homogeniteit van het product, (iv) symmetrie tussen de grote spelers (wat betreft marktaandeel en kostenstructuur), (v) hoge toetredingsdrempels, (vi) een verzadigde markt, en (vii) meervoudige onderlinge relaties tussen de belangrijkste spelers. Onder verwijzing naar de uiteenzetting voor bulkgassen (zie de punten 76 tot en met 89) zal hieronder uitsluitend worden ingegaan op elementen die significant afwijken van de omstandigheden op de bulkgasmarkten.

(i) Hoge concentratiegraad

124. Voor de markten voor cilindergassen stikstof en cilindergassen helium geldt dat Linde Hoekloos na de verkoop van AGA Transfer veruit de grootste speler op de Nederlandse markt zal blijven met marktaandelen van respectievelijk 50-60% en 60-70% in Nederland.[35] Partijen zullen hierop (gemeten naar omzet) slechts een gezamenlijk marktaandeel hebben van [10-20]%. Voor deze twee markten zal derhalve niet afzonderlijk worden gekeken naar het bestaan van een collectieve machtspositie. Ten aanzien van cilindergassen stikstof is het aannemelijk dat Linde Hoekloos alleen reeds een dominante positie inneemt, terwijl de markt voor cilindergassen helium niet of nauwelijks wordt beïnvloed door de transactie.

125. Ten aanzien van de markten voor zuurstof cilindergassen, argoncilindergassen en argonmengsels geldt dat Air Products/AGA en Linde Hoekloos meer dan [70-80]% van de Nederlandse markt hebben en elk van beide bovendien een marktaandeel heeft van ruim [30-40]%. Op de markt voor CO2 en acetyleen is het gezamenlijk marktaandeel van Air Products/AGA en Linde Hoekloos ongeveer [80-90]%, terwijl elk van beide partijen een marktaandeel heeft van [30-50]%. Alleen op de markt voor zuurstof is er één concurrent die een marktaandeel heeft dat groter is dan 10%.

(ii) Transparante markt

126. In tegenstelling tot de bulkmarkten, kan op de markten voor cilindergassen onderscheid worden gemaakt tussen twee segmenten. Grotere afnemers, met een omzet van meer dan NLG [0-5000] worden door AGA Transfer direct bediend, terwijl kleinere afnemers hun leveringen ontvangen via depothouders (zie ook de punten 107 tot en met 112). Air Products levert cilindergassen direct aan grote afnemers en via depothouders aan kleinere klanten. Ten aanzien van grotere afnemers gelden dezelfde overwegingen als ten aanzien van de bulkmarkten voor zover afnemers gebruik maken van openbare aanbestedingsprocedures. Op het segment dat leveringen via depothouders omvat, is sprake van een grotere spreiding van de omzet (over meer afnemers) en derhalve geringere transparantie.[36]

(iii) Homogeen product

127. Wat betreft de homogeniteit van de cilindergassen kan worden opgemerkt dat het differentiërend vermogen van gasproducenten gering is. In tegenstelling tot de markten voor bulkgassen worden cilindergassen, met name indien verkocht aan kleinere afnemers, niet geleverd met applicaties en/of technische ondersteuning. De mogelijkheden om via productdifferentiatie prijsverschillen tussen de cilindergassen van partijen en hun concurrenten te genereren zijn derhalve relatief beperkt. Ten aanzien van cilindergassen wordt derhalve geconcludeerd dat het in hoge mate homogene producten betreft. Zie verder ook punt 80 (cmp bulk).

(iv) Symmetrie tussen de grote spelers (wat betreft marktaandeel en kostenstructuur)

128. Het bestaan van een aanzienlijke mate van symmetrie in zowel marktposities als kostenstructuur kan een situatie creëren waarin concurrenten op een markt kwantitatief vergelijkbare voordelen kunnen behalen door (stilzwijgende) afstemming van hun commercieel gedrag, bijvoorbeeld met betrekking tot prijsbeleid. Zie verder de punten 81 tot en met 83. De markten voor de cilindergassen zuurstof, argon en argonmengsels, CO2 en acetyleen worden gekenmerkt door een bijzonder hoge concentratiegraad met twee spelers die gezamenlijk 60-90% van de markt bedienen en elk afzonderlijk 30-40% dan wel 40-50% marktaandeel bezitten.

129. Verder zijn de uitgaven die verschillende concurrenten moeten maken bij de productie van gassen min of meer direct vergelijkbaar (zie hiervoor punt 83). Tenslotte duiden reacties van marktpartijen erop dat transportkosten een belangrijk deel van de totale kosten van cilindergassen uitmaken. Het belang van vergelijkbare transportkosten is ook door de Europese Commissie vastgesteld in haar besluit in de zaak Linde – AGA.[37] Tenslotte brengt de overeenkomst, die AGA Gas (onderdeel van Linde Hoekloos) heeft met Air Products, met zich mee dat een aanzienlijk deel van de gassen die Linde Hoekloos en Air Products verkopen in dezelfde luchtscheidingsinstallatie, en derhalve tegen gelijke kosten, zullen worden geproduceerd. Gegevens die verstrekt zijn door AGA Transfer en Air Products geven echter geen uitsluitsel over de vergelijkbaarheid van de kosten. In een eventuele vergunningsfase kan verder worden onderzocht in hoeverre concurrenten van partijen daadwerkelijk een vergelijkbare transportkostenstructuur bezitten.

(v) Hoge toetredingsdrempels

130. De omvang van het distributienetwerk van de drie belangrijkste ondernemingen, AGA Transfer, Linde Hoekloos en Air Products, en de gevolgen van de voorgenomen transactie voor de concentratie van dit netwerk, kunnen een belangrijke toetredingsbarrière vormen op de markten voor cilindergassen.[38]

131. AGA Transfer en Linde Hoekloos controleren circa [30-40]%, respectievelijk [20-30]% van het distributienetwerk in Nederland en hebben hiermee een relatief fijnmazig distributienetwerk. Air Products, Air Liquide, Messer en Indugas, controleren respectievelijk [10-20]%, [10-20]%, [0-10]% en [10-20]% van het Nederlandse distributienetwerk. Na afronding van de transactie zouden Air Products/AGA en Linde Hoekloos, dat gemeten naar de omvang van hun distributienetwerk de tweede speler is op de Nederlandse markt, niet alleen de twee grootste distributienetwerken en daarmee tezamen bijna [70-80%] van het totale Nederlandse distributienetwerk bezitten, maar ook in grotere mate vergelijkbare (transport)kostenstructuren hebben. Alle concurrenten stellen dat Air Products/AGA en Linde Hoekloos een fijnmaziger netwerk bezitten dan zij zelf. Twee concurrenten voegen hieraan toe dat uitsluitend Air Products/AGA en Linde Hoekloos over een uitgebreid en krachtig distributie- en verkoopnetwerk beschikken.

132. Gelet hierop en de in de punten 107 tot en met 112 genoemde argumenten, is niet uit te sluiten dat Linde Hoekloos en Air Products/AGA bij de distributie van cilindergassen dermate grote voordelen (in termen van kosten, beschikbaarheid, levertijd en leverzekerheid van producten) behalen ten opzichte van concurrenten, die niet over een dergelijk fijnmazig distributienetwerk beschikken, dat effectieve toetreding door nieuwkomers onmogelijk kan worden gemaakt. Dit kan bijvoorbeeld geschieden door via tijdelijke prijsverlagingen het onmogelijk te maken om binnen een redelijke termijn een concurrerend en rendabel distributienetwerk op te zetten. Een dergelijke machtspositie kan zich ook uiten in hogere prijzen op andere (deel)markten. Zie hiervoor verder punt 138 over prijsontwikkelingen.

133. Tenslotte kan worden opgemerkt dat – even als voor bulkgassen – door de aard van de swapovereenkomsten de toetreding tot de markt voor nieuwe spelers belemmerd zou kunnen worden. Nieuwkomers moeten immers, om dergelijke overeenkomsten met andere spelers op de markt te kunnen sluiten, elders kunnen beschikken over een dermate grote gasproductiecapaciteit, dat zij deze naast de eigen verkoop zouden kunnen aanwenden voor het ruilen via swapovereenkomsten. Zie verder de punt 42 tot en met 46.

(vi) Verzadigde markt

134. Partijen stellen dat de markten voor industriële gassen worden gekenmerkt door een afnemende vraag. Zie punten 56, 57, 103 en 104 marktontwikkelingen bulkgassen en cilindergassen. Cijfers die door partijen zijn overgelegd, vertonen geen duidelijk beeld van stagnerende, groeiende of krimpende markten voor cilindergassen. Omdat geen historische cijfers beschikbaar zijn over de ontwikkeling van de marktcijfers is het vooralsnog onmogelijk om eenduidig de ontwikkeling van de relevante markten vast te stellen. De ontwikkeling van de markt zou eventueel in een vergunningsfase nader kunnen worden onderzocht.

(vii) Meervoudige onderlinge relaties tussen de belangrijkste spelers

135. Het bestaan van meervoudige relaties tussen de grootste spelers (zie voor een beschrijving hiervan de punten 42 tot en met 48) op een sterk geconcentreerde markt kan het afstemmen van onderling gedrag faciliteren. Enerzijds impliceren de onderlinge relaties dat regulier contact tussen de belangrijkste concurrenten op de markten voor industriële gassen is vereist, anderzijds schept het bestaan van een onderlinge afhankelijkheid een middel om (stilzwijgende) afstemming van marktgedrag af te dwingen of te handhaven. Het bestaan van meerdere relaties schept immers een mogelijkheid voor de gerelateerde ondernemingen om elkaar te straffen indien de stilzwijgende afspraken worden gebroken.

136. In punt 86 is reeds beschreven dat verschillende grote marktpartijen onderling swapovereenkomsten hebben gesloten voor de gassen waarmee cilinders worden gevuld. Deze gassen worden tussen concurrenten onderling niet tegen marktconforme vergoedingen geleverd. Tevens is van belang dat na afronding van de transactie Linde Hoekloos, via de overeenkomst van AGA Gas, een langdurige relatie met Air Products zou bezitten. Verder heeft de [ ]-jarige samenwerkings- en leveringsovereenkomst tussen AGA Gas en Air Products als gevolg dat de twee grootste spelers in Nederland voor de levering van [ en ] in vergaande mate afhankelijk van elkaar worden.

137. In een eventuele vergunningsfase zou het belang van deze onderlinge relaties nader kunnen worden onderzocht.

(viii)Overige factoren

138. De gegevens die partijen hebben verstrekt duiden op een sterk asymmetrische prijsontwikkeling op de verschillende (deel)markten voor cilindergassen. Zie ook de punten 117 tot en met 121. Ofschoon deze trend er op lijkt te wijzen dat partijen beschikken over een bijzonder sterke positie ten opzichte van afnemers met omzetten kleiner dan NLG [0-5000], ontbreekt op dit moment voldoende informatie, over onder ander de onderliggende kosten en de ontwikkelingen bij andere marktpartijen, om te kunnen beoordelen of de prijsstijgingen voor kleine klanten samenhangen met het al dan niet bestaan van een collectieve machtspositie. Een onderzoek naar deze samenhang zou in een eventuele vergunningsfase kunnen worden gedaan.

139. Voor een uiteenzetting over eventuele countervailing power en portfolio-effecten wordt hier volstaan met een verwijzing naar de punten 105 en 106.

Conclusie

140. De hoge concentratiegraad op de markten voor cilindergassen zuurstof, argon en argonmengsels, CO2, en acetyleen, de grote marktaandelen van de twee belangrijkste spelers tezamen met de structuur van de markt, de beperkte macht van de kleine afnemers, het feit dat slechts 2 ondernemingen beschikken over een fijnmazig distributienetwerk, de homogeniteit van de producten, de belemmeringen om toe te treden tot deze markten, de symmetrie tussen concurrenten wat betreft kostenstructuur alsmede de meervoudige commerciële relaties tussen de belangrijkste marktpartijen en de ontwikkelingen van de markt en prijzen leiden ertoe dat er reden is om aan te nemen dat als gevolg van de onderhavige concentratie een collectieve machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. Er is geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de onderhavige concentratie op de markten voor cilindergassen stikstof en helium een collectieve machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijk mededinging wordt belemmerd.

Verticale relatie helium

141. Zoals hierboven omschreven in punt 24 is er een verticale relatie tussen Air Products en AGA Transfer aangezien Air Products één van de ondernemingen is die helium produceert, distribueert en wederverkoopt en AGA Transfer één van de ondernemingen is die zelf geen helium produceert maar helium van een heliumproducent afneemt en wederverkoopt.

142. Air Products heeft in de brief van 28 november 2000 aangegeven dat zij op de wereldwijde markt voor de productie, distributie en wederverkoop van helium een marktaandeel heeft van circa [30-40] %. Bij brief van 8 januari 2001 heeft zij echter laten weten dat de aangegeven [30-40]% de aandelen betreffen die marktpartijen hebben op de capaciteit voor de leveringen van helium. Partijen geven aan dat het hier potentiële leveringen op de wholesale-markt of de retailmarkt voor helium betreft en het niet gaat om (actuele) verkoopcijfers waarbij zij nog vermelden dat de capaciteit door Air Products niet in zijn geheel wordt gebruikt. Ten aanzien van de betreffende Europese markt beschikten zij niet over cijfers en gaven zij geen schattingen.

143. Uit de gegevens vermeld onder punt 94 in de ‘Tabel IX heliumcilindergassen in 1999 in Nederland’ blijkt dat AGA Transfer een marktaandeel van [10-20] % op een Nederlandse markt voor heliumcilindergassen zou hebben. Samen met Air Products is dit marktaandeel [10-20]%. Aangezien AGA Transfer slechts in Nederland actief is, zal het marktaandeel van AGA Transfer op een grotere geografische markt dan Nederland alleen maar kleiner zijn. Ook het marktaandeel dat AGA Transfer aan het marktaandeel van Air Products zal toevoegen ten gevolge van de onderhavige concentratie, zal in dat geval nauwelijks substantieel zijn. Bovendien zijn ook andere grote heliumproducenten zoals Air Liquide , BOC en Praxair direct of via wederverkoop aan andere gasondernemingen in Nederland en in Europa actief.

144. Ofschoon het niet waarschijnlijk is dat ten gevolge van de onderhavige concentratie er sprake is van een marktafsluitend effect, kan dit op basis van de onderhavige door partijen verstrekte cijfers ten aanzien van de productie, distributie en wederverkoop van helium op een Europese dan wel een wereldwijde markt niet worden vastgesteld. Dit zal verder in een eventuele tweede fase moeten worden onderzocht.

Conclusie

145. Op grond van de hoge concentratiegraad op de markten voor (vloeibare) bulkgassen zuurstof en (vloeibare) bulkgassen argon, cilindergassen zuurstof, cilindergassen argon en argonmengsels, cilindergassen CO2, en cilindergassen acetyleen, de grote marktaandelen van de twee of drie belangrijkste spelers tezamen met de structuur van de markt, het feit dat slechts 2 ondernemingen, waaronder de toekomstige combinatie Air Products/AGA, beschikken over een fijnmazig distributienetwerk, de beperkte vraagmacht van kleinere afnemers, de homogeniteit van de producten, de belemmeringen om toe te treden tot deze markten, de symmetrie tussen concurrenten wat betreft marktaandelen en kostenstructuur alsmede de meervoudige onderlinge commerciële relaties tussen de belangrijkste marktpartijen en de markt- en prijsontwikkelingen, is er reden om aan te nemen dat als gevolg van de onderhavige concentratie:

– op de markten voor (vloeibare) bulkgassen zuurstof, (vloeibare) bulkgassen argon, cilindergassen zuurstof, cilindergassen argon en argonmengsels, cilindergassen CO2 en cilindergassen acetyleen een collectieve machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijk mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

– op de markten voor cilindergassen zuurstof, cilindergassen argon en argonmengsels, cilindergassen CO2 en cilindergassen acetyleen een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijk mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

VI. CONCLUSIE

146. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft reden heeft om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

147. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft een vergunning is vereist.

148. Voor zover dit besluit meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over feiten of omstandigheden die van belang zijn voor de beslissing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 41 van de Mededingingswet, heeft dit oordeel naar zijn aard een voorlopig karakter en bindt dit de directeur-generaal niet bij zijn beslissing op die aanvraag.

Datum: 10 januari 2001

Directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit,

voor deze,

w.g. Mr. W.C.J. de Lange,

Wnd. Hoofd Concentratiecontrole

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam.

——————————————————————————–

* In deze openbare versie van het besluit zijn vertrouwelijke gegevens verwijderd of weergegeven door middel van een bandbreedte; dit is aangegeven met vierkante haken.

[1] De beschikking van de Europese Commissie van 9 februari 2000 in zaak COMP/M.1641 – Linde/AGA, nog niet gepubliceerd.

[2] Zie de beschikking van de Europese Commissie van 23 oktober 1997 in zaak IV/M.926 – Messer Griesheim/Hydrogas, punt 15, waar gewezen wordt op de mogelijkheid van aanbodsubstitutie.

[3] Besluit van de d-g NMa van 23 juli 1999 in de zaken 569 en 645/Messer Nederland B.V.; Standaardleverings-overeenkomsten gassen in bulk en minibulk (gevoegde zaken).

[4] Zie zaak COMP/M.1630 – Air Liquide/BOC, reeds aangehaald, punt 12, en zaak COMP/M.1641 – Linde/AGA, reeds aangehaald, punt 10.

[5] Overigens is het marktaandeel van AGA Gas volgens de brancheorganisatie Vereniging Fabrikanten Industriële Gassen (VIFG) minder dan 1% in 1999.

[6] Vergelijk zaak COMP/M.1641 – Linde/AGA, reeds aangehaald, punt 23.

[7] Zaak IV/M 926 – Messer Griesheim/Hydrogas, reeds aangehaald, punt 16.

[8] Zaak IV/M 926 – Messer Griesheim/Hydrogas, reeds aangehaald, punt 16.

[9] Vergelijk zaak COMP/M.1641 – Linde/AGA, reeds aangehaald, punt 25 waar aangegeven wordt dat de geografische markt voor (vloeibare) bulkgassen in het algemeen niet groter is dan één land waarbij zij wijst op de relatief geringe in- en uitvoer.

[10] Zie ook zaak COMP/M. 1630 – Air Liquide/BOC, reeds aangehaald, punt 39.

[11] Zie zaak COMP/M.1630 – Air Liquide/BOC, reeds aangehaald, punt 47.

[12] Dochteronderneming van L’Air Liquide S.A.

[13] Wordt gecontroleerd door Messer Griesheim GmbH.

[14] Wordt gecontroleerd door Praxair Inc.

[15] Wordt gecontroleerd door Italiaanse SOL S.p.A.

[16] Wordt gecontroleerd door Westfalen Aktiengesellschaft.

[17] Wordt gecontroleerd door Norsk Hydro ASA.

[18] De conclusies zullen hierdoor niet wezenlijk anders zijn, mede gelet op de cijfers van de Europese Commissie over 1998 zoals weergegeven in de zaak COMP/M.1641 Linde/AGA, reeds aangehaald, punt 65 en gelet op het zeer bescheiden gezamenlijke marktaandeel van Air Products en AGA Transfer.

[19] Cijfers zijn gebaseerd op eigen onderzoek van de d-g NMa. Alle tabellen kunnen afrondingsverschillen bevatten.

[20] Zie ook punt 32.

[21] Partijen schatten de totale marktomvang voor (vloeibare) bulkgassen argon in 1999 voor Nederland op Euro 7.793.007, voor de delen van Duitsland op Euro 40.900.000 en voor België op Euro 6.300.000.

[22] AGA Transfer bezit geen luchtscheidingsinstallaties.

[23] Overigens moet hierbij worden opgemerkt dat het mogelijk is dat met name binnen de categorie kleinere afnemers slechts beperkte omzetten worden behaald. Er zijn echter geen gegevens beschikbaar over de exacte omzetten die zijn behaald binnen iedere categorie.

[24] Zaak COMP/M.1641 – Linde/AGA, reeds aangehaald, de punten 84,85 en 86.

[25] Zie ook het besluit van de d-g NMa van 20 oktober 199 in zaak 1331 / PNEM/MEGA – EDON, punt 111 en verder.

[26] Zie het besluit van de Europese Commissie van 22 september 1999 in zaak nummer IV/M.1524 – Airtours/First Choice en het besluit van 14 januari 1997 in zaak nummer IV/M.619 – Gencor/Lonro.

[27] Uitspraak van het Gerecht van Eerste Aanleg van 25 maart 1999 in T-102/96 Gencor vs Commission.

[28] Eerder aangehaald besluit IV/M.1641/ Linde – AGA.

[29] Eerder aangehaald besluit IV/M.1641/ Linde – AGA.

[30] Praxair houdt 50% van de aandelen in Indugas.

[31] De conclusies zullen hierdoor niet wezenlijk anders zijn, mede gelet op de cijfers van de Europese Commissie over 1998 zoals weergeven in de zaak COMP/M.1641 – Linde/AGA , reeds aangehaald, punt 61, gelet op hun zeer bescheiden marktaandeel.

[32] Cijfers zijn gebaseerd op eigen onderzoek van de d-g NMa. Alle tabellen kunnen afrondingsverschillen bevatten

[33] Geen aparte cijfers zijn beschikbaar per klantengroep.

[34] Een klantengroep wordt vastgesteld aan de hand van de jaarlijkse omzet die met de klant wordt behaald.

[35] De geografische dimensie van cilindergassen helium is echter ruimer dan Nederland. Omdat AGA Transfer uitsluitend actief is in Nederland zal zij op een ruimer dan nationaal afgebakende markt slechts weinig bijdragen aan de positie van Air Products.

[36] Voor AGA Transfer geldt bijvoorbeeld dat slechts [ ]% van de omzet wordt behaald met (de kleinste) [ ]% van de afnemers. Air Products behaalt ongeveer [ ]% van haar omzet met directe leveringen.

[37] Zie zaak COMP/M.1641/ Linde – AGA, reeds aangehaald.

[38] Zie zaak COMP/M.1641/Linde – AGA, reeds aangehaald, punt 35.Hier heeft de Europese Commissie ten aanzien van de Duitse markt(en) vastgesteld dat de relatieve fijnmazigheid en omvang van het productie-, verkoop- en distributienetwerk van de twee grootste spelers, in combinatie met het relatief grote aandeel van de transportkosten in de kostprijs van het product, een aanwijzing kan vormen voor het bestaan van een collectieve machtspositie. Ten aanzien van het productienetwerk werd dit nog verder versterkt door de swapovereenkomsten tussen de twee grootste spelers, die dienden om de relatieve hoge transportkosten te voorkomen dan wel te beperken.

Aan de inhoud van deze pagina’s kunt u geen rechten ontlenen.

Gevolgen van geheime prijs afspraken tussen gasbedrijven

LINK